Biekorf. Jaargang 75
(1974)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |
Minderjarigen in het oude strafrechtStrafrecht was eertijds een private aangelegenheid tussen de misdadiger en de benadeelde of diens familie. Slechts uitzonderlijk (bv. voor verraad jegens de stam) werd van overheidswege ingegrepen om misdrijven te bestraffen. Tot in de 16e eeuw blijft een misdrijf in het costumiere strafrecht privé: het slachtoffer of zijn familie heeft recht op herstel. Dit herstel kan bekomen worden, hetzij door vete (oorlog) tegen de dader en zijn familie, hetzij door betaling van een bepaalde som: hiermee wordt dan de vrede (zoen) afgekocht. Zo de misdadiger vlucht moet zijn familie hem verloochenen, afzweren, uitsluiten, negeren, zoniet loopt zij de kans zelf als de auteur van het delikt te worden beschouwd. Naarmate het overheidsgezag krachtiger wordt (vanaf de 16e eeuw) wordt de afgekochte verzoening vervangen door het betalen van een boete aan de heer. Dit oude costumiere recht, dat zich niet bekommert om de morele of intentionele zijde van het strafbare feit, behandelt nochtans reeds de misdrijven van kinderen anders dan deze gepleegd door volwassenen. Als kinderen gelden diegenen die niet ouder zijn dan 14-15 jaar. Dit is trouwens de leeftijd waarop in de late middeleeuwen bijna overal in West-Europa een persoon als meerderjarig wordt aanzien. Beneden deze leeftijd worden de misdrijven beschouwd als onvrijwillige daden, als ongelukken, malchance, meskanse. Er wordt wel herstel geëist doch de som die moet betaald worden is geen afkoop van het aangedane onrecht en evenmin een losprijs voor de verzoening. De familie van het misdadig kind dient dit dan ook niet te verloochenen of door verbanning aan zijn lot over te latenGa naar voetnoot(1). Eeuwen voordien huldigde de Salische Wet (het oude | |
[pagina 336]
| |
recht van de Salische Franken, 5e eeuw met latere glossen) ongeveer hetzelfde principe, met dit verschil dat de meerderjarigheid reeds intrad vanaf het 12e levensjaar. Het misdrijf van een kind kon wegens het ontbreken van opzettelijke belediging de gemene vrede niet breken. Zoengeld was niet verschuldigd maar de benadeelde partij kon haar recht op weergeld of boete doen gelden. De culpa bleef daarbij volledig buiten beschouwing. Dit betekent nochtans niet dat men zo maar de spons veegt over de laakbare feiten gepleegd door kinderen! Meestal komen de schavuiten er vanaf met een duchtige bolwassing of een flink pak slaag (veelal in de gerechtszaal zelf, later meer en meer in de gevangenis, vanaf einde 17e eeuw) en liefst onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis; soms beperkt de straf zich tot een vergiffenis vragen (amende) aan de benadeelde persoon. Een kleine greep uit de rechtspraak moge dit duidelijk maken. 15 juni 1486 Brugge. - Twee zonen van kouseschepper hadden een Spaanse koopman beledigd; verschijnen in Vierschaar. Amende: blootshoofts met elk een toorts van 2 pond geknield vergiffenis vragen aan de wet, daarna Breidelstraat, Markt, Waterhalle, Vlamingstraat, Beurs, Zouterstraat, Langewynckel ‘vanden Spaengiaerden vergevenesse biddende van de ruudhede ende injurye ende hoverlast die zij den voors. coopman ghedaen hadden’. Boeck van Brugghe, ed. C. Carton 1850, blz. 111. | |
[pagina 337]
| |
ghen jeghens de fauten van haer kyndt’. RAB. Fonds Brugge nr. 161 f. 130. Dit laatste geval ontzenuwt enigszins de algemeen gangbare opinie die men heeft aangaande de opvatting van de straf in het oude recht: niet altijd wordt de minderjarige na het vonnis aan zijn lot overgelaten. Terloops weze opgemerkt dat bedelen op zichzelf een strafbaar feit werd. Twee ordonnantiën op de armenzorg die qua stijl en inhoud veel gelijkenis met elkaar vertonen illustreren dit duidelijk:
1525 Ieper. - Reglement Stadsrekening op bedelarij en landloperij. ‘Item, dat men beveilt ooc elcken, die kinderen heeft, dat | |
[pagina 338]
| |
hij niet en ghedooghe die kinderen te gane om die aelmoessen, up van gelijcken gheleyt te zijne in vanghenessen te watre ende broode, ende nietmin die kindren ooc ghecorrigiert te zijne met roeden oft anderssins, ter disscretie van mijn voornoemde heeren’Ga naar voetnoot(2). 1530 Bergen. - ‘Que ceux ou celles ayant enfans ne fassent leurs dits enfans brimber ne demander l'aumône sous telle peine et punition que dessus, et les dits enfans battus de verges, et aultrement à la discrétion des dits eschevins’. Heupgen op. cit. 209. De straf wordt echter strenger wanneer het misdrijf werd gepleegd samen met oudere personen of met vader of moeder. Niet zelden worden de kinderen dan verplicht om ofwel de terechtstelling of de bestraffing van hun ouders of oudere medeplichtigen bij te wonen ofwel met hen verbannen te worden. Het doel van de straf bestaat er immers alleen in schrik aan te jagen en een exempel te zijn voor de anderen. 1547 Bergen. - Claude du Courtil 40 jaar en zijn zoon Jean 15 jaar hebben klederen gestolen. De vader gepijnigd, erkent de diefstal; wordt gehangen. De zoon met roeden gegeseld en gebannen uit het land: zal de strafuitvoering van zijn vader niet bijwonen, doch wel het vonnis horen lezen. Heupgen 215. | |
[pagina 339]
| |
vader en moeder. (Moeder ‘naer haer lant’ 31 aug. 1631). RAB. Fonds Brugge nr. 623 f. 134v. ‘Wie t'exuseren zijn van dootslaghen’. Illustratie (houtsnede) voorstellend kinderen (links) en waanzinnigen (rechts) bij het 84ste hoofdstuk van de ‘Practycke in Criminele saecken ghemaeckt door Joost de Damhouder van Brugge’. Rotterdam 1618.
1717 Bergen. - Hottelet heeft met meerderjarigen diefstal gepleegd: geknield op het schavot moet hij de strafuitvoering van de meerderjarigen bijwonen: de ene wordt gehangen, de andere gegeseld, gebrandmerkt en gebannen. Heupgen 227. Hoewel gehandicapte minderjarigen evenzeer voor bestraffing in aanmerking komen als gezonde schavuitjes gebeurt het toch dat de rechters door medelijden worden bewogen en de dader absolveren; het komt echter niet in hen op om dit kind te verzorgen. 1629 Bergen. - Etienne Dubois 14 j. ouderloos met de soldaten meegekomen. Bedelt. Steelt. 1. Te Valenciennes: gegeseld in besloten kamer, aan de balie, op het schavot en gebannen. | |
[pagina 340]
| |
2. Te Bergen: gezien zijn jonge jaren en dat hij lijdt aan epilepsie (is in de gevangenis ziek gevallen): de schepenen geven hem zijn stuivers terug, maar bannen hem. Een andere mogelijkheid om aan de straf te ontsnappen bestaat er in asiel te zoeken en genade te verkrijgen. 13 maart 1732. - David Bonte, fs. Josse, uit de parochie Ruddervoorde, 14 jaar oud, had bij ongeluk met een ratelaar de dood veroorzaakt van Charles Vande Wiele, oud 16 jaar. David zocht asyl in de proosdij van Hertsberghe en bleef er tot 11 november, dan kreeg hij genade van de Aartshertogin. La Flandre II (1868) 297. De terechtstelling van jeugdige personen is uitzonderlijk. Heupgen haalt echter voor Bergen het geval aan van een knaap van 16 jaar, een vagebond die heel wat diefstallen met inbraak op zijn kerfstok heeft: hij wordt gehangen (1629).... Doch ook een andere soort misdaad kent geen genade in de ogen van de 17e eeuwse rechters: wee diegenen die bekennen dat ze zich aan duivelspraktijken hebben gegeven. De straf is onverbiddelijk: de daders worden gewurgd en hun lijk onmiddellijk verbrand. (Dit geldt zowel voor jongens als voor meisjes). Heupgen op. cit. 217-222. Dat men een heilige schrik heeft voor deze lèpre spirituelle bewijst het feit dat men zelfs een heksenproces inspant tegen een 12-jarig meisje! Het kind ontsnapt geluk- | |
[pagina 341]
| |
kig aan de brandstapel en wordt naar zijn geboortedorp (Blaregnies) teruggestuurd. (Bergen 1683). Heupgen op. cit. 222-223. Nog een laatste heksenproces: 1691 Bergen. - Een 14-jarig meisje bekent omgang te hebben met de duivel, mensen en dieren behekst te hebben en allerlei heksenpraktijken uit te oefenen. Tussenvonnis: Gevangenisstraf tot haar achttiende jaar, waarna het proces zal hernomen worden. Het dossier vermeldt het eindvonnis niet (Heupgen o.c. 224-225).
Het is slechts in het begin van de 18e eeuw dat men stelselmatig overgaat tot collocatie van de jeugdige delinquenten in publieke tuchthuizen (de stad Bergen bv. richt in 1717 het Maison de la Charité op). Voordien waren er echter wel privé-instellingen zoals ‘La Maison de la Madeleine’ gesticht te Bergen in 1485 door Margaretha van York (Heupgen o.c. 213). In de loop van de 18e eeuw verminderden de lijfstraffen om vervangen te worden door collocatie en gevangenistraffen van een zekere duur. De vorm van de processen blijft nochtans ongewijzigd en kan als volgt geschetst worden: - Preventieve arrestatie van de dader. - Horen van de aanklagers en van de getuigen. - Ondervraging met als enig doel: de bekentenissen afdwingen. - Uitspraak en onmiddellijke uitvoering van het vonnis. Als rechters fungeren de baljuw (mayeur) en de schepenen die naast de bestuurlijke ook de rechterlijke macht uitoefenen. Van publiciteit of waarborg geen sprake, evenmin van verdediging van de delinquent door een advokaat. In geval van gevangenisstraf wordt de jeugdige misdadiger in dezelfde nor gestopt als de volwassenen. Zoals hiervoor reeds aangehaald speelde de mentale of fysische handicap wel een doorslaande rol in de beslissing van de rechters, doch een aktieve bekommernis om het minder-valide kind ontbrak volkomen. Beroving van de vrijheid in een streng tuchthuis is in de 18e en zelfs in de 19e eeuw het summum van de strafpolitiek t.o.v. jeugdige delinquenten. Men moet wachten tot de 20ste eeuw om het begrip ‘heropvoeding’ eindelijk ingang te doen vinden. W. Minne |
|