Jacob Walwein
Kanunnik en drukker te Ieper
Op 28 augustus 1834 overleed te Ieper de laatste van de drukkers Walwein, met name Jacob-Franciscus-Eugenius Walwein, zoon van Thomas-Frans die in 1750-1788 als stadsdrukker van Ieper en als drukker van het bisdom leper werkzaam was.
Na de dood van Thomas-Frans, die zijn bedrijf gevestigd had in De Stad Oostende, de oude drukkerij van de familie De Rave, werd de firma in stand gehouden eerst door de weduwe, en vanaf 1793 door de drie zonen onder de benaming Gebroeders Walwein.
Jacob-Eugenius (geboren in 1750) was priester in het bisdom Ieper en sedert 21 april 1792 kanunnik van het Sint-Maartenskapittel (met de tweede prebende van Veurne). Hij overleefde zijn twee broeders; blijkbaar vanaf 1805-1809 is hij nog de enige firmant in leven.
De drukkerij Walwein werkte voort, zeker tot in 1825. De produktie bestaat o.m. uit een belangrijke reeks catalogi van boekenveilingen, benevens enkele almanakken en schoolboeken. Een bijzondere vermelding verdient de herdruk - ‘Zevensten druk, van nieuws overzien, en verbetert’ - van de Nieuwen nederlandschen Voorschriftboek van A. Steven. Deze niet gedateerde herdruk ‘Tot Yper, by Walwein, boekdrukker op de Leet’, verscheen in 1813 met de approbatie van 30 juni 1741.
Ook kanunnik-drukker Jacob Walwein heeft de uitgave ondernomen van de uitvoerige biografie van zijn oud-collega kanunnik J.B. van Roo (1716-1797), een werk van de jezuïet Benedictus de Pauw, dat ongedateerd in 1802 verscheen.
In 1808 liet Guillielmus Franciscus van Calbergh, pastoor van Beselare, een eerste stukje (de Hooveerdigheyd) van zijn berijmde ‘Zeven Hoofdzonden’ verschijnen bij P.H. Annoy, een nieuwe drukker die zich op de grote Markt te Ieper gevestigd had. De uitgave van de andere hoofdzonden werd in 1809 voortgezet door kanunnik Walwein, alsdan ‘woonende op de lente-markt’. Alleen het inleidend stuk ‘in rym-digt gestelt tot vermaek en onderrigtinge van alle christene menschen’ is gedateerd 1809. Daarop volgden, in afzonderlijke octavo-drukjes van 8, 12 of 16 bladzijden, de berijmde gierigheid, onkuisheid, nydigheid, gulzigheid, gramschap en ‘ledigheyd ofte traegheyd’. Deze drukjes uit 1809 en volgende jaren zijn niet gedateerd en dragen alle de vermelding ‘Eersten druk’. (Diegerick, Bibliographie Yproise pp. 381, 387-388). Pastoor van Calbergh en zijn soms pittige verzen zijn te weinig bekend (de drukjes zijn ook uiterst zeldzaam). J.-H. Maes in zijn Beselaarse Gedenkboeken, deel III (1960) geeft een goede biografie van de pastoor die 46 jaar (1779-1825) in Beselare werkzaam is geweest.
A.V.