• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring


  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,48 MB)






Editeur
H. van Galen Last



Genre
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre
non-fictie/brieven


Bekijk de verrijkte versie van mennoterbraak.nl



In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
Briefwisseling 1930-1940. Deel 3(1965)–Menno ter Braak, E. du Perron

736. E. du Perron aan M. ter Braak
15 Januari. [19 Januari 1935]
(De Saar is Duitsch!)

aant.

Beste Menno, Bep is thuis bezig je dialoog te lezen, ik doe het vanavond. Wat je me ditmaal schrijft over de schimmen is m.i. half juist en bijgevolg ònjuist. Om deze redenen:

1. Er is een sfeer van waarheid door het heele boek, die zich dus van de indische stukken meedeelt aan (overgaat op) de andere stukken; hier reken ik erg op en hierdoor wordt het inlasschen van die andere stukken veel minder ‘gevaarlijk’ dan je denkt.

2. De schimmen zijn misschien schimmen in hun verhouding tot de werkelijkheid (die jij kent), maar niet zoo erg als jij denkt voor den goeden lezer. M.a.w. ik erken de qualificatie van ‘woordmenschen’ niet, omdat woorden ook sfeer kunnen geven en karakters kunnen uitdrukken: waarom zeggen deze personages deze en geen andere woorden? Nog wat: het verschil tusschen de gesprekken is een factor van differentiatie, ook van de karakters (gesprek met Goeraëff is precies de tegenhanger bv. van gesprek met Wijdenes). Voor lezers die achter Wijdenes jou zoeken, achter Goeraëff Alexeiëff, achter Ducroo mij kunnen de sprekers ‘schimmen’ zijn, maar de oningewijde lezer (goede lezer) die achter deze gesprekken niet zeer duidelijk karakters ziet (van bepaalde menschen, ‘intellectueelen’) kan ik mij niet voorstellen. (Dat zou een ezel moeten zijn en dus geen goede lezer.)

3. Wat je zegt van dat deze gesprekken in De Sm. M. hadden kunnen staan is precies half waar. Waar voor het accent en de stijl - des te beter! ik kan nu eenmaal alleen mezelf zijn als schrijver - maar onwaar voor de make-up. De personages van Ducroo doen er allemaal wat bij, worden voorgesteld en zelfs beschreven (iemand die jou niet kent ziet in het beeld van Wijdenes wschl. niet jouw beeld, maar hij ziet ongetwijfeld iemand),

[p. 123]

in De Sm. M. zijn er geen personages. (Behalve alweer voor den ingewijden lezer, die toevallig jou, mij, Malraux kent!) - Bovendien, en dit is wel mijn beste argument: als de gesprekken in Ducroo en De Sm. M. op elkaar lijken, is dat niet een punt tegen Ducroo, maar een punt vóór De Sm. M., [‘al zeg ik het allemaal zelf’, moet hierbij staan, maar je excuseert me wel!] en bewijst het alleen dat ik in mijn ‘essayistische’ dialogen een meer dan gewone levendigheid, persoonlijkheid, realiteit heb bereikt (die al meer in een ‘roman’ thuishooren dan in een essaybundel - dit laatste is bovendien zeker waar en verklaart voor een groot deel de ‘boeiendheid’ van De Sm. M.)

4. Voor de menschen die naïef genoeg zijn om Barnabooth ook een mislukte ‘roman’ en half ‘essay’ te noemen, is Ducroo natuurlijk ook een mislukte roman. Maar dat moèt dan ook!

5. Het slot van Ducroo is voor mijn gevoel nog heel wat ‘gevaarlijker’ dan de gesprekken: hier nl. wordt het dagboek gewoon overstroomd door de krant! Maar ik waag het er toch op, omdat het gewoon aan de realiteit beantwoordt: ik ben zelf nooit zóó door het publieke leven via de krant overstelpt geworden als in de Stawisky-dagen + Februari-troebelen: er is dus geen reden om Ducroo ook hier niet te laten weergeven wat ik zelf ondergaan heb.

6. Het is natuurlijk met-dat-al heel best mogelijk dat het boek, als het heelemaal af is, overal fouten vertoont. Maar bij alle verspringende visies, geloof ik juist dat het op één gebied (altijd voor de goede lezers) het pleit winnen moet: dat het èn levend èn waar is. (Je kunt alleen een bepaalde waarheid suggereeren in de kunst, en het absoluut ware boek bestaat niet, kan niet bestaan, eenvoudig al omdat er geen absoluut ware visie en interpretatie mogelijk is, - maar dit is bijna een ‘intern-technische’ aangelegenheid.)

Ik zou willen zien hoe Ducroo in zijn geheel werkt op een ‘ebenbürtige’ geest, die jou en mij verwant, althans sympathiek is, maar ons niet in levenden lijve kent. Ik wil de proeven sturen aan Vestdijk, omdat hij èn als minder vertrouwd èn als meer ‘literator’ (en daarnaast toch als zeer verwant) een maximum

[p. 124]

omstandigheden mee heeft voor de zuiverste kijk; maar tenslotte is zelfs hij al niet zuiver genoeg meer ingesteld. (Punt Simone, verhouding tot mij o.a. via Simone, etc.) - alleen: hij kan zeker het boek best lezen volgens een vooropgezette instelling dat het tòch literatuur is. Ik geloof niet dat jij of ik dat ooit zoo goed zullen kunnen bij werk van een vriend (of vijand).

 

P.S. Je hebt de brieven van mijn bewonderaarsters vergeten. Stuur ze vooral terug, want ze zijn te mooi om ze niet nog wat te laten circuleeren. Het is jammer dat ik ze niet elkaars ontboezemingen kan laten lezen.


Over het gehele werk

over Forum

over Van oude en nieuwe christenen

over Uren met Dirk Coster

over Het tweede gezicht

over De smalle mens

over Schandaal in Holland

over Politicus zonder partij

over De man van Lebak

over Het land van herkomst

over Dr. Dumay verliest...


over D.A.M. Binnendijk

over Everard Bouws

over Frans Coenen

over Dirk Coster

over N.A. Donkersloot

over A. den Doolaard

over Anton van Duinkerken

over Jan Engelman

over Jacques Gans

over G.H. 's- Gravesande

over Jan Greshoff

over Albert Helman

over Johan Huizinga

over W. Kramer

over Jef Last

over H. Marsman

over Multatuli

over Martinus Nijhoff

over Maurice Roelants

over A. Roland Holst

over Arthur van Schendel

over J. Slauerhoff

over A.A.M. Stols

over Simon Vestdijk

over Theun de Vries

over Victor E. van Vriesland

over D. Zijlstra


Over dit hoofdstuk/artikel

brief aan Menno ter Braak

brief van E. du Perron


19 januari 1935