Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Nederlandse en Vlaamse auteurs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7,02 MB)

Scans (53,38 MB)

ebook (5,32 MB)






Genre
sec - letterkunde

Subgenre
non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Nederlandse en Vlaamse auteurs

(1985)–G.J. van Bork, P.J. Verkruijsse

Vorige Volgende

Beatrijs

Middelnederlands geestelijk verhalend gedicht, 1038 verzen, door een onbekend auteur als berijming van een Marialegende in het midden van de 13de eeuw geschreven en bewaard in een fraai verzorgd hs. uit 1374 (kb, Den Haag).

De legende, wellicht in de 12de eeuw ontstaan, verspreidde zich zozeer dat Robert Guiette in La légende de la sacristine (1927) kon wijzen op 54 middeleeuwse en ca 150 latere versies in Latijn, Frans, Duits, Spaans, Oudnoors en zelfs Arabisch. De oorsprong is onbekend; de oudste gevonden tekst dagtekent uit het begin van de 13de eeuw.

Het Middelnederlandse gedicht in gepaard rijm is bewerkt naar een of twee Latijnse bronnen: Dialogus miraculorum (1222) of Libri octo miraculorum (1237), beide van Caesarius van Heisterbach, prior van het cisterciënzerklooster aldaar.

Het gedicht geldt tegenwoordig als een der belangrijkste werken uit de Middelnederlandse letteren. De structuur is weldoordacht en evenwichtig; na een korte inleiding volgt de motivering van de zonde (vs. 37-248), dan het zondigen zelf (vs. 397-482). Uitvoerig is het berouw beschreven (vs. 483-786), daarna de terugkeer met het ontdekken van het jarenlange wonder (vs. 787-864) en ten slotte het hernieuwde verblijf in het klooster. In tegenstelling tot verwante motieven van Mariawonderen wordt in de Beatrijs geen aanraking met de duivel, geen zwarte magie en geen spectaculair mirakel aangetroffen. Alle aandacht wordt gericht op deze jonge vrouw en op de duurzame liefde van Maria.

De tekstkritiek heeft zich beziggehouden met de vraag of een aantal gebeden niet als tussenvoegsels dienen te worden beschouwd en of het slotgedeelte wel van de oorspronkelijke auteur is.

Uitgaven:

J. Ligthart (ed.), B. (1902); F. Rutten, B. (1918), bewerking voor toneel; J. Gielen (ed.), B. (1931); D.C. Tinbergen (ed.), B. (1932); J. van Mierlo (ed.), `B.', in Geestelijke epiek der middeleeuwen (1939); H. Teirlinck, Ik dien (z.j.), bewerking voor toneel; R. Roemans (ed.), B. (1945); F. Lulofs (ed.), B. (19785); A.L. Verhofstede, B. (1947), facsimile-uitg., met inl. van G.I. Lieftinck en bibl. van R. Roemans; G. Kazemier (ed.), B. (19782); R. Roemans en H. van Assche (ed.), B. (1982).

Vertalingen:

A.J. Barnouw, B.: a Middle Dutch Legend (1914); The Miracle of B.: a Flemish Legend (1944).

Literatuur:

P.F.J.M. Eligh, `Het visioen van B.', in Nieuwe Taalg., 63 (1970); G. Kazemier, `Struktur der mittelniederländischen B.-dichtung', in Akten des IV internationalen Germanisten-Kongress (1970); R.A. Cornets-de Groot, `Nonnenwerk is monnikenwerk', in Vl. Gids, 66 (1971); J. Reynaert, `De verdwaalde verzen in B.', in Spiegel der Lett., 14 (1972); F. Lulofs, in Tekst en uitleg (1977); W.P. Gerritsen, `Oratie professor Lulofs', in Nieuwe Taalg., 70 (1977); G. Smit, B. De vroegste tekst (1979); M. Spies, `B. en de honingvloeiende leraar', in Opstellen aangeboden aan Lulofs (1980); J. Tersteeg, in Idem (1980).

 

[G. Stuiveling]


Vorige Volgende