fundamenteel in dat muziekleven is blijven geloven. Heeft hij zijn kluisters gekust of speelt hier zijn geloof, dat de geschiedenis hem met dialektiese noodzakelijkheid recht zal doen wedervaren?
Men kan zich daarbij natuurlijk wel de vraag stellen, of er voor komponisten behorende tot deze generasie, eigenlijk wel een ideologies of reeel alternatief bestond!
In ons ekonomies siesteem is nagenoeg alle produksie, dus ook muziekproduksie, een geintegreerd deel van dit siesteem. Geintegreerd, enerzijds omdat het de produksiewijzen volgt die aan dat siesteem eigen zijn, anderzijds omdat het van dat siesteem een noodzakelijke komponent vormt. Integrerend dus, omdat het de integrasie zélf van het liesteem bevordert. Vanuit het opvoedingsmiljeu waaruit Goethals stamt, wordt de maatschappij gezien als een gesloten, konfliktloos geheel. Zoiets als een kloof tussen muziekproduksie en konsumpsie is vandaaruit dan ook geen feitelijk gegeven en dus allerminst een probleem. In het feit dat tussen Goethals' muziekproduksie en de konsumpsie daarvan wel degelijk een grote kloof gaapt, ligt reeds een parsieel losgegroeid zijn uit die kleinburgerlijke kontekst besloten. Zijn muziek blijkt een aantal eigenschappen te bezitten die maken dat zij niet zomaar kan geintegreerd worden. Voor Goethals is deze kloof, hoezeer hij die ook moge betreuren, geen aanleiding de normatieve bazis van dit siesteem (zijn integrasie) in vraag te stellen. Dit immers, zou ook automaties een aantasting zijn van de zin van zijn muziektekniese bekwaamheid. Goethals' muzikaliteit is dan ook terzelfdertijd zijn sterkte en zijn armoe. Zijn sterkte, omdat hij in de ontwikkeling van een persoonlijke en sterk intern gestruktureerde stijl, een zelfzekerheid wist op te bouwen die hem beveiligde, al is het dan ook maar op dit ene gebied. Daarom is hij vakman en verdedigt hij zich op alle aanvallen, steeds op grond van de kwaliteit van zijn produkt. Diezelfde muzikaliteit betekent echter tevens zijn armoe omdat zij in het licht van het voorgaande tot bron is geworden van zijn non-engazjement. Goethals