Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 879]
| |
De bom als spiegel
| |
[pagina 880]
| |
Snel kwam toen de beweging voor de burgerrechten eind jaren vijftig, begin zestig, en het leiderschap van Martin Luther King. Twee van ons waren op dat ogenblik al priester, Philip en ik. In onze opleiding hadden wij geen enkele training in geweldloosheid gekregen, nooit gehoord over alternatieven voor de oorlog, onszelf nooit vragen gesteld over oorlog. We begonnen ons openbare leven, ons apostolaat terwijl we amper enig benul hadden van de reële wereld. Vooral onder invloed van christenen als Martin Luther King, Dorothy Day en later Cesar Chavez, begonnen we te ontdekken dat heel iets anders nodig was.
In 1953 was ik voor studies in Frankrijk, en kwam er onder de invloed van twee grote krachten: de Indochinese oorlog die Frankrijk aan het voeren en verliezen was, en de priesterarbeiders. Ik begon toen grote twijfels te koesteren. Ik maakte deel uit van de politieke, religieuze en sociologische chaos in Frankrijk, en zag van nabij wat een afgrijselijke oorlog voor uitwerking had op heel het leven in Frankrijk. En vervolgens was ik in staat om het priesterschap op een nieuwe manier te bezien: wat het betekende om een geweldloze tegenstander van de staat te zijn als katholiek priester, terwijl men werkte onder de armen en de arbeidersklasse. Dit was een belangrijk bewustwordingsproces in de jaren vijftig. Ik zag twee dingen. Ten eerste: men ging de moderne wereld opnieuw bekijken; dat moest ook wel. Dit was een zeer ingrijpende innerlijke verandering. Ten tweede: de Kerk zou zeer traag zijn in het officieel helpen van de mensen, en dus moest er iets gedaan worden door enkelingen of kleine groepen om veranderingen, en allereerst een verandering van mentaliteit, tot stand te brengen.
In 1963 kwam ik terug in Europa. Frankrijk had Vietnam en Algerije achter zich. Nu waren wij in Vietnam. Tijdens mijn verblijf in Parijs werd Kennedy vermoord. De oorlog in Vietnam begon net ernstige vormen aan te nemen. In 1964 ging ik weer naar huis, en zei tegen mijn vrienden en mijn broer: ‘Wij moeten beginnen. Niemand anders zal het doen voor ons’. Ik woonde in New York terwijl Spellmann kardinaal was; deze zou berucht worden om zijn steun aan die oorlog. In die sfeer was het zeer moeilijk om nee te gaan zeggen als katholiek priester. In 1964 begonnen we hele kleine, bescheiden dingen te doen. Ik herinner me dat het een grote stap, een groot risico was om voor het huis van de kardinaal te gaan demonstreren, rond kerstmis 1964. De kardinaal had gezegd dat dit een fatsoenlijke oorlog tegen het communisme was, en hij citeerde een Ameri- | |
[pagina 881]
| |
kaans patriot van de Revolutie, die had gezegd: ‘Mijn land, recht of slecht’. Een groep katholieken begon daarop nachtwaken te houden en te posten bij zijn residentie. Het was ongehoord, dat katholieken de kardinaal zo rechtstreeks confronteerden. Kort daarna werd ik gelast mijn land te verlaten. De bron van dat bevel was voor iedereen een mysterie, behalve voor mij. Ik bracht ongeveer vijf maanden door in Latijns-Amerika, bereisde het hele continent tot Zuid-Chili toe, zonder enige hoop op terugkeer. Het was een bevel om te verdwalen, dood te gaan, ergens anders te zijn dan in de Verenigde Staten. In de christelijke gemeenschap volgde hierop een dusdanige reactie, dat men zich genoodzaakt zag mij tenslotte in 1966 terug te laten komen.
Naar mijn idee moesten we nu doorgaan, omdat de oorlog erger geworden was. Ik was niet teruggekomen om gehoorzaam te zijn, of mijn mond te houden, of een nul te wezen. Ik was teruggekomen om door te gaan, en dat deden we dan ook. In 1968 - een zeer beslissend jaar voor veel mensen - waren twee van ons uitgenodigd om naar Noord-Vietnam te komen om drie piloten, krijgsgevangenen, op te halen, die door de Vietnamezen werden vrijgelaten als een vredesgebaar, tijdens het Tetfeest in februari 1968. We slaagden erin Hanoi binnen te komen, en ik zat daar twee weken lang onder een bommenregen tijdens een van Johnsons ergste bombardementen op de stad. De bombardementen hielden al die weken aan, ook al waren wij daar om te proberen de gevangenen naar huis te halen. We kwamen veilig thuis met de gevangenen.
Drie maanden later, in mei 1968, vernietigden negen van ons in Catonsville, Maryland, dienstplichtformulieren. Een paar dagen kwamen we samen om te bidden en te discussiëren over deze geheel nieuwe stap aan onze kant, ons ervan bewust dat de gevolgen zeer ingrijpend zouden zijn, en dat de actie niet goed zou vallen, ook niet bij katholieken. We vormden een oecumenische groep, protestanten en katholieken, hoofdzakelijk katholieken, vrouwen en mannen, een breed spectrum van achtergrond en ervaring in Latijns-Amerika, Europa, onder armen, in de zwarte gemeenschap. We brachten heel wat levens bij elkaar om nee te zeggen tegen de oorlog. Omdat de regering napalm gebruikt had tegen burgers, besloten wij napalm te gebruiken op die formulieren. We ontdekten dat de mariniers, de Groene Baretten, in Vietnam in een handboekje een formule hadden om hun eigen napalm te maken in geval zij het nodig zouden hebben. De avond tevoren zaten we rond de tafel, en maakten de napalm als een soort | |
[pagina 882]
| |
liturgie van bevrijding of exorcisme. De volgende dag gingen we met z'n negenen naar het registratiekantoor voor dienstplichtigen, brachten de formulieren naar de parkeerplaats en verbrandden ze. Daarop wachtten we op de politie en op het onvermijdelijke, dat spoedig kwam.
In oktober 1968 werden we veroordeeld, en het proces werd beroemd. Er werden een toneelstuk en een film over gemaakt. Toen we in 1970 allemaal naar de gevangenis werden gestuurd nadat we in hoger beroep waren gegaan, kwamen we weer bij elkaar en overlegden of we de gevangenis in zouden gaan. Vijf van ons zeiden: ‘Dat doen we niet, we duiken onder’, omdat de oorlog erger dan ooit was en omdat we vonden dat we ons verzet moesten voortzetten. Dat gebeurde in mei 1970. Ik dook vijf maanden onder, preekte in kerken, verdween, verscheen op de televisie, verdween, schreef een boek, verdween, en werd tenslotte opgepakt in september, en begon mijn straf uit te zitten tot 1972. Philip en ik zaten het grootste deel van de tijd samen gevangen in Connecticut, en werkten onder de gevangenen. We gaven les en deden aan counseling, gaven bijbelonderricht. We spraken vaak over de toekomst terwijl we daar zaten. Wat zou onze toekomst zijn en die van ons land? Zou onze regering iets leren? Zou er iets veranderen?
Ik kwam uit de gevangenis in 1972, en de oorlog was nog steeds afgrijselijk. Het was de oorlog van Kennedy, toen die van Johnson, nu die van Nixon, erger dan ooit. We realiseerden ons dat we onze strijd moesten volhouden: van 1972 tot en met nu steeds hetzelfde. We moesten proberen om ons christendom te zien als strijdig met oorlog. Dit is de enige vraag van ons volwassen leven geweest. Hier is oorlog, oorlogsvoorbereiding, oorlogsbudget, oorlogseconomie, oorlogsproduktie, wapenverkoop overal, vernietiging van de armen, het scheppen van ellende. En wij als christenen, wie zijn wij, en wat hebben wij te bieden? Het is steeds dezelfde vraag, en elke vraag komt uiteindelijk op deze vraag neer: vragen over liturgie, over gebed, over huwelijk, over gezin, over opvoeding, over abortus, over oude mensen, over zwarte mensen. Alles kwam neer op oorlog. Alles kwam neer op het feit dat menselijk leven goedkoop en waardeloos was. De oorlogsatmosfeer vernietigde alles. Zelfs als er geen oorlog was, was er altijd een oorlog; er was een oorlogsklimaat. Er hing een vergif, een vieze wolk in de lucht over leven en dood. En het gruwelijkste symbool van heel deze verachting voor het leven was de kernbom. Hierin was samengebald heel de geschiedenis van de verachting voor het leven, afschuw van het leven, angst voor het leven, racisme, het lot van kinderen, wanhoop ten aanzien van het menselijk bestaan. | |
[pagina 883]
| |
Toen we terechtstonden in 1980Ga naar voetnoot1 - dit was ons grootste en moeilijkste proces tot nu toe - moesten ze de bom de rechtszaal binnenbrengen. Veel mensen in de rechtszaal hadden nog nooit een kernwapen gezien, en wisten niet hoe zo'n ding eruit zag. Het was ongeveer anderhalve meter hoog, kegelvormig, en glom heel erg zoals een spiegel. De bom deed me denken aan een spiegel, een magische spiegel, een spiegel vol hekserij en toverkracht uit een sprookje. De spiegel waarin je alles ziet, alle gezichten, de gezichten van kinderen, van oude mensen, van de doden, van Hiroshima, van onszelf. Hoe zien wij eruit in de bom? Wat laat de bom ons zien over onszelf? Ik dacht aan die tekst in de brief van Jacobus, 1:23-24: ‘Iemand gaat naar de spiegel, kijkt erin, ziet zijn gezicht, gaat weg en vergeet hoe hij eruit ziet’. Dit is het verhaal van de meesten van ons. Ze kunnen er niet tegen om in de bom te kijken en te zien hoe ze eruit zien: het zijn degenen die ze ontworpen hebben, ervoor betaald hebben, erover gezwegen hebben, er bang voor zijn. Je gaat en vergeet hoe je eruit ziet. Dit is een soort godsdienst: kijken en vergeten. Het is een godsdienst van geheugenverlies. Dit staat lijnrecht tegenover de vele raadgevingen in het Nieuwe Testament om te kijken en zich te herinneren. Gedenk. Denk aan mij. Als je in de beker kijkt, denk dan aan mij. Als je in het brood kijkt, denk dan aan mij. Wat we nu doen is kijken en vergeten. Een vooraanstaand psychiater die als getuige optrad tijdens ons proces, Dr. Robert Lifton, sprak zeer overtuigend over zijn studies over mensen die Hiroshima overleefd hadden. Hij zei: ‘Eén van de gevolgen van de bom is dat er geheugenverlies optreedt. Het is een soort pil of middel om te vergeten, zoals lotusbloesem’. De bom veroorzaakt psychische verdoving. Dit betrof een hele cultuur. De cultuur van de bom is een cultuur van vergeten. Als je de bom maakt, moet je ze vergeten. Het is te veel, te verschrikkelijk, te heet, te dichtbij. En naarmate men er meer verantwoordelijk voor is, moet men ze meer vergeten. Dit is zeer sterk. Degenen die in mijn land aan de top staan, de generaals, de ingenieurs, de wetenschappers, degenen die ze werkelijk gemaakt hebben, - zij zijn het die er niet | |
[pagina 884]
| |
tegen kunnen om naar de bom te kijken. Daarom spreken zij over een te winnen, beperkte kernoorlog. Het is een soort vergeten. Zij kunnen niet kijken en zich herinneren. Zij kunnen dit niet in verband brengen met Hiroshima, met New York, met hun eigen kinderen. Dit is de eerste soort godsdienst die in de Verenigde Staten zeer actueel is. Het is een godsdienst van wanhoop. Het is een privé-godsdienst. Soms noemt hij zich charismatisch, evangelisch, of herboren. Hij kan onze situatie niet onder ogen zien. De tweede soort - als ik over de bom als spiegel spreek - is niet zozeer een kwestie van de bom vergeten, ervoor terugdeinzen of ze de rug toekeren, maar een zeer gewelddadige verdediging van de bom. Ik heb het beeld van iemand die in de spiegel kijkt en niet kan verdragen wat hij ziet, en daarom een steen gooit naar de spiegel. Breek hem! Dit is een symbool van de vervolging van mensen zoals ik, mijn broer en mijn vrienden. Breek de spiegel! Breek al die beelden die ons de waarheid vertellen! Ook dit is een religieuze aangelegenheid, een soort godsdienst, die te maken heeft met de koude-oorlog-taal van: breek de Russische spiegel, breek de Chinese spiegel. Kijk niet naar het beeld van kinderen uit Rusland of China, van oude mensen, boeren, arbeiders, arme mensen, of miljoenen mensen onder de bom. Breek hem! Dit is het koude-oorlog-geweld dat ook in de kerken zeer diep aanwezig is. We hebben een vijand, en daarom moeten we de bom hebben, zodat de vijand gebroken kan worden. Daarom gooi je een bom op de spiegel, en je ontwikkelt wapentuig om de eerste slag toe te brengen, zoals het wapentuig dat wij in Pennsylvania vernield hebben: Mark 12 - A raket. Dit wapen heeft niets te maken met verdediging, met afschrikking, met niets behalve met het beginnen van een kernoorlog. Het wapen is nutteloos, tenzij het als eerste gebruikt wordt. Het is bedoeld om de bunker van de vijand aan te vallen voordat diens wapen is afgevuurd. Als de vijand zijn wapen eerst afvuurt, treft ons wapen een lege bunker. Breek de vijand eerst! Dit hoort allemaal bij heel godsdienstige mensen. Ik wil u niet deprimeren, maar dit is mijn ervaring. Het gaat niet om atheïsten die zo praten, het zijn overal christenen. Mr. Reagan is een beroemd christen. Mr. Iedereen is een beroemd christen. Zij geloven allemaal hierin, in dit wapen. Zij geloven er allemaal in dat je de vijand eerst breken moet. Ik moet bekennen dat ik tien jaar lang bezig geweest ben met deze vraag: welke motivering heeft ons toch hiertoe gebracht? Wat voor motivering leeft er in de gedachten van mensen, wetenschappers, generaals, presidenten, ministers van buitenlandse zaken, ministers van oorlog, allemaal christenen? De motivering is godsdienstig. Dit is geen koude-oorlog-motivering, dat is niet voldoende. Het is geen veiligheidsmotivering, dat is niet | |
[pagina 885]
| |
voldoende. Deze heren weten, sinds de raketcrisis over Cuba onder Kennedy, dat zij het einde van de wereld plannen. U zoudt eens het gesprek moeten lezen tussen Robert en John Kennedy over het plan voor een kernaanval op Cuba. Zij praten heel vriendelijk over het einde van de wereld, en zij waren dat van plan. En John Kennedy zei iets in de trant van, dat we het jammer moesten vinden, dat er geen kinderen meer zouden zijn, en dat dit het einde zou zijn. De motivering van al deze heren aan de top is godsdienstig. Zij geloven allemaal dat dit Gods wil is. Dit is absoluut verschrikkelijk. Het zijn allemaal leden van een gemeente of parochie, zij behoren tot gebedsgroepen, gaan op retraite, komen samen om de bijbel te lezen. In het hart van het Pentagon is een meditatieruimte; ze mediteren allemaal. Ze hebben regelmatig kerkdiensten. Dominees en aalmoezeniers komen spreken. Het is allemaal godsdienstig. Als ik hen hoor praten, twijfel ik er niet aan, dat voor hen het einde van de wereld een religieuze daad zal zijn: de wil van God. Wij hebben geprobeerd een derde weg te vinden om met deze spiegel om te gaan. Het is zoiets als: naar de spiegel kijken en instemmen met wat je ziet. Het heeft te maken met de waarheid, met de waarheid onder ogen zien, met verantwoordelijkheid of de waarheid spreken. Heel eenvoudig. De bom-spiegel of spiegel-bom is er, en daarin zie ik de gezichten van al mijn zusters en broeders in de wereld. Ik zie de gezichten van de ongeborenen, de gezichten van Hiroshima en Nagasaki, de gezichten van de doden, de gezichten van mijn ouders, van de kinderen uit mijn familie. Ik zie iedereen, en vervolgens wil ik noch hen vergeten, noch hen vernietigen. Ik wil met hen verder optrekken, met al deze mensen mijzelf inbegrepen, die nu in gevaar zijn, die nu gegijzeld worden, wier toekomstig bestaan onzeker is. Ik wil dat zij bij mij zijn en ik wil met hen zijn. Ik wil ze in die rechtszaal erbij hebben als een ‘wolk van getuigen’ naar de woorden van Paulus, getuigen à décharge. En het resultaat van die rechtszaak ligt in hun handen, niet in de handen van een of andere rechter of aanklager. Ik wil dat deze grote kring van alleman mij, mijn vrienden en mijn daden beoordeelt. Dat is een derde manier om je leven in te richten wat betreft de onzegbare, de onnoembare, de ondenkbare, de smerige macht van de dood, die belichaamd wordt door dat ding. Want uiteraard is de bom niet slechts een spiegel: de bom is een bom! Dit vat het allemaal samen. De vraag blijft in welke vorm we het willen gieten. Wat gaan we met ons leven doen met het oog op de kinderen, de ongeborenen? Ik herinner me dat Bonhoeffer in de gevangenis eens gezegd heeft: ‘We zouden nu moeten leven met het oog op de volgende | |
[pagina 886]
| |
generatie’. Ik denk dat het nog scherper ligt: We zouden nu moeten leven opdat er een volgende generatie zal zijn.
Wat voor kans hebben christenen als getuigen tegen de bom, als zij te maken hebben met politici en generaals die zeggen dat zij handelen vanuit godsdienstige motieven?
Generaals zijn overal hetzelfde. Nederlandse generaals verschillen niet van Amerikaanse generaals. Het zijn gewoon generaals, d.w.z. zij geloven in het doden van mensen als een sociale methode om een menselijk conflict op te lossen. We zouden onderscheid moeten maken tussen problemen zoals generaals die aan de orde stellen, en zoals christenen dat doen. En of een generaal nu een christen is of een Russische atheïst, ze geloven allemaal in het doden. Zo verdienen ze hun brood. Maar christenen zouden op een andere manier problemen aan de orde moeten stellen dan de generaals. Als de generaal gelooft dat we onszelf kunnen beschermen met behulp van een ‘eerste slag’-kernwapenarsenaal in ons geval, dan zouden de christenen een antwoord moeten hebben. Afgelopen juni hadden we rond het gebouw van de Verenigde Naties in New York een grote bijeenkomst over ontwapening. Bisschop Sullivan van Richmond, Virginia, nam er het woord. In zijn bisdom is de grootste kernvlootbasis ter wereld, Norfolk. Hij spreekt dus met kennis uit de eerste hand als christen-bisschop in een dergelijke situatie, vergelijkbaar met een bisschop in Dachau of Auschwitz. Hij zei tegen al die mensen: ‘Er is niets ingewikkelds aan dit probleem. Dit is een ingewikkeld probleem voor generaals, en een eenvoudig probleem voor christenen’. Doorbreek al deze blabla over toelaatbare moord, lijken tellen, aantallen wapens, en ‘Zij hebben meer’ of ‘Wij hebben meer’. Dat zijn allemaal problemen voor generaals. Voor ons is het antwoord: Geen kernwapens waar dan ook. Punt uit.
Kunt u iets zeggen over de volgende stappen die we moeten zetten in verband met de kernbom, het geweld en de agressiviteit? Kunt u iets zeggen over uw eigen vredesspiritualiteit?
Eens kijken of ik die wel heb... Ik hoop het... Een van de redenen dat godsdienstige mensen in de Verenigde Staten gedurende een lange periode, vijftien jaar of meer, consequent gebleven zijn, is dat we een beetje geloof, een beetje discipline, een beetje gebed hebben. We hebben zoveel mensen zien verdwijnen na de oorlog in Vietnam, die die inzet niet meer wilden. | |
[pagina 887]
| |
Het was te pijnlijk, te veel. Veel goede mensen liepen weg van alles wat ook maar enigszins leek op voortzetting van de strijd. Maar vele christenen deden dat niet. Dat is een heel interessante kwestie vanuit sociologisch oogpunt: hoe komt het dat sommige mensen met een belangrijk probleem bezig blijven, en anderen niet? En waar komt het geduld en de kracht om vol te houden op deze lange, lange tocht vandaan? Discipline en godsdienstige leefregels zijn daarbij zeer belangrijk: alle groepen die overleven blijken die te hebben. Om meer in het bijzonder te spreken, het best ken ik de groepen aan de oostkust van de Verenigde Staten: Boston, New York, Philadelphia, Washington, Baltimore. Deze groepen bidden geregeld, lezen samen de bijbel, vieren samen de eucharistie. Zij zijn erg beïnvloed door Martin Luther King, vooral door zijn geloof, zijn voorbeeld. Iemand vroeg hem eens: ‘Wat is de kerk volgens u?’. En hij zei: ‘De kerk is de plaats waar je vandaan gaat’. Dit betekent: de kerk is allereerst een zichtbare gemeenschap, maar is niet de plaats waar je blijft. Dit houdt in dat je ergens vandaan gaat, van enkele mensen vandaan, met enkele mensen. Je gaat niet nergens vandaan. Het houdt ook in: omdat je ergens vandaan komt, ga je ergens heen, niet nergens heen zoals met zoveel mensen het geval is. Dat is een heel interessante invulling van een eenvoudige definitie. Voor ons is dit altijd waar geweest. Wij moeten een gemeenschap hebben die een gemeenschappelijke opvatting heeft over symbolen, gebed, Schrift, publieke verantwoordelijkheid. En dat onafhankelijk van dag, week, maand en jaar.
Is er een onderscheid tussen een conventionele en een nucleaire oorlog?
Dat onderscheid is in ons land volstrekt zonder zin geworden door de Tweede Wereldoorlog. Ik doel hier op een soort spiritueel verstaan van de dingen. Er is geen onderscheid. Het is er sinds 35 jaar ook niet geweest. De mentaliteit die Dresden, Coventry en Nederlandse steden bombardeerde, heeft rechtstreeks geleid tot het bombardement op Hiroshima. De verwoesting van Hiroshima was niet beduidend groter dan die van Dresden. Zij was alleen goedkoper en sneller. Maar het idee van massale doding en de vernietiging van kinderen en burgers was allang achterhaald vóór Hiroshima. De verdierlijking van het geweten ging aan Hiroshima vooraf. Een dergelijk onderscheid maken is zinloos geworden zoals we hebben kunnen leren van de oorlog in Libanon: niemand is heilig, niemand wordt uitgezonderd, niemand is iemand totdat hij een lijk is. | |
[pagina 888]
| |
Wie is veilig als er eenmaal oorlog is? Of het nu een Mark 12-A is of een soldaat die handgranaten gooit, wie is er nog veilig? Het idee is dat geen enkel leven waarde heeft: uit de weg! Kinderen: val dood! De wapensoort volgt de ontaarding en gaat er niet aan vooraf. De eerste vraag is van spirituele aard. Huxley gaf als beste definitie voor technologie: het is een snellere manier om achteruit te gaan. Deze wapens hebben ons van binnen ontaard. Elk wapen bestaat eerst van binnen. Het ontwerp ligt in de geest en vervolgens ligt het wapen in de bunker. Als om een of andere reden morgen alle kernwapens vernietigd zouden worden, zou men chemische en bacteriologische wapens ten tonele voeren. We moeten ons ervan bewust zijn dat we het op kernwapens gemunt hebben, omdat die het afgrijselijkst van alle zijn. Als wij christenen over ontwapening spreken, hebben we het allereerst over spirituele wedergeboorte, verandering, bekering van hart. Dorothee Sölle heeft vorig jaar op de Buchmesse in Frankfurt een zeer indrukwekkend verhaal gehouden over mystiek. Zij vertaalt mystiek of spiritualiteit met: verzet, een leven van geloof dat in verzet is. Alleen een geloofsgemeenschap kan begrijpen dat het vraagstuk van kernoorlog, conventionele bewapening of doding een vraagstuk is van spiritueel verstaan. Wij lossen dit soort zaken niet politiek, economisch of sociaal op. De diepste betekenis van deze problemen heeft te maken met het spirituele gevecht tussen de God van het leven en de goden van de dood, tussen hen die geloven in leven en hen die geloven in dood, heel concreet. Na tien jaar het Pentagon geroken te hebben - een doodslucht - kan ik u vertellen dat het niet menselijke krachten geweest zijn die die plaats hebben kunnen scheppen en in stand houden. Het is een plaats waar een geestelijk gevecht wordt gestreden. Een plaats waar christenen zowel binnen het Pentagon aanwezig zijn als medewerkers, en erbuiten als mensen die gearresteerd worden. Een strijd op leven en dood. Blindheid en verstaan. Zoals wij zingen in die geweldige paashymne: ‘Mors et vita duello conflixere mirando’, leven en dood zijn in een worsteling gewikkeld. We moeten onszelf niet wijsmaken dat een betere politiek of een beter economisch systeem het zal oplossen. Spiritueel verstaan en verzet. Vanwege spiritueel verstaan: verzet. Niet omdat ik het woord van een politicus geloof.
Ziet u enige hoop in een voortgaande dialoog tussen hen die nee zeggen tegen kernwapens en hen die verantwoordelijk zijn voor de nationale veiligheid? | |
[pagina 889]
| |
O, wat houd ik van die uitdrukking ‘nationale veiligheid’! Ik hoor het woord overal: in Israël, in het Pentagon, in West-Europa. Als het gebezigd wordt door hen die de leiding hebben, heeft het altijd te maken met doding. Het is een codewoord voor moord, vind ik. Nationale veiligheid en de vernietiging van Beiroet en de kampen. Wanneer de jager in Argentinië begint te folteren en mensen verdwijnen, is dat nationale veiligheid. President Marcos van de Filippijnen bracht een bezoek aan Washington en Reagan en hij sloten onderling verdragen over wederzijdse nationale veiligheid. Enzovoorts. Nationale veiligheid is nu een nucleaire paraplu waaronder de geoorloofdheid van een ‘eerste slag’-kernoorlog schuilgaat. Reagan zei met een nadrukkelijke verwijzing naar mensen zoals wij, ‘die gekke christenen’, dat hij zou wensen dat de vredesbeweging in de handen zou zijn van verantwoordelijke Amerikanen, in plaats van zoals nu in de handen van hen die de nationale veiligheid van Amerika wensen te verzwakken. Telkens als in mijn land een kernwapen wordt gefabriceerd, zijn wij minder veilig. Het heeft niets te maken met veiligheid. Het heeft te maken met een krankzinnige race naar onveiligheid, naar vergetelheid. De enigen in mijn land die naar mijn opvatting verantwoordelijkheid dragen voor nationale veiligheid, zijn de christenen die in verzet komen. Zij proberen het leven voor mensen veilig te stellen. Wat ik zeg krijgt enige zin in het volgende verband. Mijn vrienden zitten in de gevangenis, staan terecht, predikanten, priesters, zusters, allerlei mensen. Zij zorgen voor de veiligheid van mensen. Daarom zitten we in de problemen. Ik wens mijn veiligheid niet te leggen in de handen van Reagan, omdat wij niet dezelfde taal spreken.
Aangezien er geen generaal onder het gehoor hier is, zou ik me graag plaatsen in de positie van een generaal die christen is...
Ik hoop dat u dat moeilijk vind...
Als zodanig moet ik de situatie onder ogen zien, dat we kruisraketten moeten accepteren om enig resultaat te boeken in Genève. Wat vindt u hiervan?
We zouden al deze tactische nonsens moeten overlaten aan andere mensen. Als we politiek willen spreken, dan is zelfs, zelfs het politieke voordeel van een heldere stellingname ten aanzien van géén kernwapens politiek zeer aantrekkelijk, omdat mensen doodsbang zijn. Als wij als godsdienstige mensen redeneren zoals ministers van buitenlandse zaken of | |
[pagina 890]
| |
generaals dat doen, dan zijn we nog minder effectief, nog afgezien van de morele aspecten. Volgens mij is de enige invloed die we nu al jaren lang hebben, een heldere stellingname. Deze wordt nu overal geaccepteerd en zegt niets in de trant van: iemand zou naar Genève moeten gaan. Zij zegt: wij geloven niet in het doden van anderen. Dorothy Day heeft vijftig, zestig jaar lang niets anders gedaan. Men begint het nu te horen. Maar als we alles tegen elkaar gaan afwegen: ‘Wat zullen de Russen doen, als wij niet dit of dat doen; hoeveel wapens, enzovoorts...’, heeft dat geen enkele zin. Ik geloof dat de meest oorlogszuchtige onverantwoorde praat in de wereld uit Washington komt. Wanneer ik Moskou hoor over kernoorlog, hoor ik angst, vrees, bereidheid tot ontwapening. Ik zou willen dat zij met ons zouden spreken. Ik hoor taal die zeer afwijkt van die van Washington, en die nooit onderzocht wordt, omdat Washington altijd zegt: zij liegen, of zij bedriegen. Ik ben er diep van overtuigd dat een consequente geweldloze houding politiek zeer sterk en vruchtbaar is. En we zullen dat steeds meer gaan zien, als wij een helder standpunt hebben.
Als men elke vorm van militaire verdediging opgeeft, moeten mensen dan opgevoed worden tot burgerlijk verzet, of moeten zij dan op geweldloze manier handelen?
Ik denk dat de twee nauw bij elkaar horen, althans in mijn land. Dit maakt een wezenlijk deel uit van onze hele geschiedenis: het begrip geweldloosheid en het begrip burgerlijke ongehoorzaamheid, sabotage, stakingen, vernietiging van kernwapens, sit-down-acties en het blokkeren van toegangen. Dit is één geheel. Het is merkwaardig dat zeer vaak het slechtste en het beste zo nauw samengaan in een land als het onze, dat zo gewelddadig en krankzinnig is. We hebben deze prachtige traditie vanaf het allereerste begin, vóór en tijdens de Revolutie, nu meer dan 200 jaar geleden. Wij hebben een traditie van burgerlijk verzet, sabotage, Boston Tea Party (1773), ondergrondse, verzet van arbeiders, van immigranten, van vrouwen, van zwarten, van anti-oorlog-mensen. Het is altijd onderdeel van onze geschiedenis, dat onrecht alleen verminderd wordt door onrechtvaardige wetten te overtreden. Dit is onze sociale geschiedenis. Ik denk dat het onze spirituele geschiedenis is, dat elke belangrijke sociale verandering in ons land - vanaf de afschaffing van de slavernij tot redelijke arbeidsomstandigheden, inspraak voor vrouwen, anti-oorlog-mensen - gekomen is doordat mensen onrechtvaardige wetten overtreden hebben op zeer doordachte manieren. Zonder dit zou onze geschiedenis nog meer | |
[pagina 891]
| |
reden tot schaamte geven dan nu het geval is. In onze historische ervaring zijn deze dingen steeds samengegaan. Daarom kunnen we bijvoorbeeld begrijpen dat er een geest van geweldloosheid bestaat buiten de wet om. Is een bepaalde wet onrechtvaardig? Overtreed ze dan! Dat is mijn spiritualiteit, dat is mijn opvatting van God, dat is mijn opvatting van politieke verantwoordelijkheid. En de training hiervoor is altijd onderdeel van ons werk geweest.
Omdat ik zie dat mensen niet alleen angst wordt aangejaagd door kernwapens, maar door alle wapens, is mijn vraag: hoe kan iemand zijn hoop bewaren?
Dit is overal een belangrijke vraag. Vreemd genoeg denk ik nu aan negen vrienden die onlangs terechtstonden in Connecticut. Wellicht hebt u van hun geval gehoord. In augustus waren zij aan boord gegaan van een Trident-onderzeeër in Connecticut, waar een hele vloot van zulke schepen wordt gemaakt. Midden in de nacht kwamen zij op die onderzeeër, tegen alle verwachtingen in. Zij ontdekten dat er geen bewaking was. Zij waren van plan een symbolisch gebaar te stellen. Ze brachten flessen met hun eigen bloed mee en herdoopten, ontdoopten die onderzeeër; ze gaven hem de naam S.S. Auschwitz. Vervolgens vernielden zij met hamertjes een deel van de zeer verfijnde sonar-radar-apparatuur. Twee uur waren zij op die onderzeeër zonder dat iemand hen lastig viel, ofschoon zij, toen zij erheen gingen, ervan uitgingen dat zij hun leven riskeerden. Ze veronderstelden dat er soldaten en mariniers zouden zijn, die opdracht hadden om te schieten. Maar er was niemand. Dit is steeds onze ervaring geweest, dat deze daden van geloof een vreemde bescherming tot gevolg hebben. Enfin, zij stonden terecht, en de rechtszaak was zeer ontroerend. Het ging om twee zusters, gestudeerde mensen, ouders; verscheidene gezinnen waren erbij betrokken. Zij vertelden het verhaal van hun leven, waarom zij dit gedaan hadden, waarom zij hun kinderen niet konden aankijken, waarom zij geen les konden geven, als zij dit allemaal maar lieten gebeuren. De rechtszaak was vol hoop. Iedereen in die rechtszaal, de jury inbegrepen, die deze verhalen hoorde, putte er veel hoop uit. Het was een zeer aparte manier waarop we geprobeerd hebben om hoop te scheppen, namelijk door hoopvolle dingen te doen. Je kunt nu eenmaal niet ergens in een hoekje gaan zitten en zeggen: ik wil hoopvol zijn. Want als je weer uit die hoek komt, ben je nog steeds wanhopig. Ik merk iets dergelijks ook bij het bezoeken van vrienden in de gevangenis. Mensen komen er vandaan en zeggen: ik voel me hoopvoller | |
[pagina 892]
| |
nu ik met deze gevangene gesproken heb; het was zo helder, zo krachtig. Het is onze ervaring geweest, dat dit soort acties hoop geven aan mensen in een tijd van grote wanhoop. We moeten ons rekenschap geven van die vreemde band tussen daden van het geweten en daden van hoop, met daarbij de veronderstelling uiteraard dat we bidden. Maar iets dergelijks moet gebeuren voordat we hoop krijgen. Ik merk dit heel vaak als we rond plaatsen als het Pentagon zijn: mensen worden gearresteerd en zijn vol hoop, omdat zij hun geloof tot het uiterste hebben laten gaan. Niet alleen omdat zij geloof hadden, maar omdat zij hun geloof op de proef hebben gesteld tegenover deze grote muur, die Pentagon heet of Trident-onderzeeër. Je moet erheen en tegen die muur aanduwen met je geloof. Dan zul je hoop krijgen. |
|