Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Antonio Negri. Arbeiderswetenschap en arbeidersautonomie
| |
De aanklachtOp 7 april 1979 werd Negri aangehouden, beschuldigd van medeplichtigheid in de zaak-Aldo MoroGa naar voetnoot2. In de zomer van 1980 verviel deze aanklacht. Hij werd nu, op grond van ‘bekentenissen’ van de bekeerde terrorist Carlo FioroniGa naar voetnoot3, beschuldigd van medeplichtigheid aan een andere ontvoering met dodelijke afloop, de ontvoering van Carlo Saronio, zelf een linksradicale militant, wiens rijke familie gechanteerd werd om geld neer te | |
[pagina 141]
| |
tellen voor de politieke strijd. Maar ook deze aanklacht verviel. Uit de bekentenissen van een andere ex-terrorist zou de valsheid van de beschuldiging gebleken zijn. Vooral de bekentenissen van de beruchte bekeerling Patrizio Peci ontkrachten de thesis dat Negri medeplichtig zou zijn aan de acties van de Rode Brigades. De substituut-procureur van Padua, Pietro Calogero, blijft echter uitgaan van de hypothese dat Negri sinds 1973 een dubbel leven heeft geleid. Sinds de opheffing in dat jaar van Potero Operaio (waarover straks« meer) zou hij enerzijds de radicale theoreticus geweest zijn van de lokale groepen die zich tot de arbeidersautonomie bekennen en anderzijds tot de leiding behoren van de gewelddadige Rode Brigades. Als zodanig wordt hij schuldig geacht aan ‘gewapende opstand tegen de staat’, een aanklacht die voorzien is in het Italiaanse strafwetboek. Sinds deze aanklacht in het begin van de Mussolini-periode geuit werd tegen de toenmalige leiders van de communistische partij, is nooit meer iemand van deze misdaad beschuldigd, zelfs Renato Curcio niet, de historische leider van de Rode Brigades. De 100.000 bladzijden van Negri's dossier bevatten geen bewijzen van enige terroristenactiviteit. Toch wilde de substituut-procureur op theatrale wijze de zaak-Negri koppelen aan die van Moro's moordenaars. Toen dezen op 7 juni 1982 in het tot een versterkte burcht omgebouwde gymnasium Foro Italico in Rome terechtstonden, weigerden Negri en achtenzestig van zijn medeverdachten die dag te verschijnen. Twee beschuldigden verschenen wel, uit vrees voor de wraak van de Rode Brigades, die ook binnen de gevangenissen ongemeen machtig zijn en hadden laten weten dat ze Negri en de zijnen als ‘de partij van de capitulatie’ ter dood hadden veroordeeld. In zijn zaak is Negri zelf de morele aanklager. Hij wijst op het feit dat hij nu al jaren lang vastgehouden wordt, ofschoon de aanklachten steeds ontkracht worden. Hij vecht de Italiaanse wetgeving aan die het mogelijk maakt een verdachte jarenlang zonder proces in voorlopige hechtenis te houden. Hij stelt de onmenselijke toestanden in de speciale gevangenissen voor verdachten van terreur aan de kaak. Kortom, hij is ervan overtuigd dat ‘het buitenland de Italiaanse justitie moet aanklagen: ze vertoont trekken die haar verwant maken met de justitie die op het ogenblik in de Sovjet-Unie van kracht is’Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 142]
| |
LevensloopAls vrome katholiek studeerde Negri filosofie aan de universiteit te PaduaGa naar voetnoot5. Op hetzelfde ogenblik waarop hij een overtuigd marxist wordt, engageert hij zich in de katholieke actie. Al gauw wordt hij daar buitengezet. Hij treedt toe tot Intesa, een groep van katholieke signatuur met socialistische denkbeelden. De bisschop van Padua grijpt in en Negri verlaat Intesa. Hij wijkt uit naar Sicilië, waar hij onder leiding van Danilo Dolci, de apostel van de armen, aan sociaal werk doet. Terug in Padua, promoveert hij er tot doctor in de moraalfilosofie. Hij aanvaardt er een leeropdracht in de rechtsfilosofie, publiceert over Hegels rechtsfilosofie en over het Duitse historicisme. Voorlopig vindt hij politiek onderdak in de Italiaanse Socialistische Partij. Het jaar 1960 vormt een eerste keerpunt in zijn levensloop, hij is dan 28. Hij werkt mee aan een vorm van nieuw links in Italië. Samen met Panzieri, Tronti en enkele anderen richt hij de Quaderni Rossi op, een tijdschrift dat de geschiedenis ingaat als het verzamelpunt van de aanhangers van het operaïsme (operaio = arbeider). Deze intellectuelen willen op hun eigen wijze tot de klassenstrijd bijdragen. Ze leggen zich toe op de arbeiderswetenschap. Daaronder verstaan zij een wetenschap die zich laat leiden door het beginsel, dat de oorzaken van al wat zich voordoet op het niveau van de technologische ontwikkelingen en op dat van de arbeidsverhoudingen, gezocht moeten worden in de strijd die de elkaar tegengestelde sociale klassen onderling voeren en op het vlak van de daaruit resulterende steeds evoluerende krachtsverhoudingen. De oprichters van het operaïsme wantrouwen het traditionele marxisme: dat hecht volgens hen te veel geloof aan het primaat van de autonome ontwikkelingswetten van het kapitaal en maakt de klassenstrijd aan dit economisme ondergeschikt. De arbeiderswetenschap daarentegen wil terugkeren naar het proletariaat. Zij gaat uit van het primaat van de strijd en analyseert die strijd vanuit het proletarische standpunt. Uiteindelijk is zij geïnteresseerd in de organisatievorm die het proletariaat moet aannemen en in de strategie die het moet volgen om als revolutionair subject in de strijd tegen het kapitaal te zegevieren. Negri is de overtuiging toegedaan dat Marx in de Grundrisse een dergelijke arbeiderswetenschap heeft beoefend. Interne spanningen leiden reeds drie | |
[pagina 143]
| |
jaar later, in 1963, tot de opheffing van de Quaderni Rossi. Negri werkt in dezelfde lijn verder in de nieuwe tijdschriften Classe Operaia, Contropiano en tenslotte Potere Operaio, waarrond zich in 1968 een beweging vormt van mensen die de revolutie ‘van-onder-uit’ nastreven. Het jaar 1968 vormt een tweede keerpunt. De studentenrevolte neemt in Padua bijzonder heftige vormen aan. Potere Operaio wordt het kristallisatiepunt van een beweging die op haar hoogtepunt 5.000 leden telt, van 1968 tot 1973 een legaal bestaan leidt en zichzelf in 1973 opheft. Negri is de leider en de theoreticus van de beweging. De opheffing was ook in dit geval het gevolg van interne spanningen. De ene vleugel wil Potere Operaio volgens de leninistische principes sterk centralistisch organiseren in een clandestiene partij; hij kiest, kan men stellen, voor de clandestiene gewapende strijd tegen de staat. De andere vleugel, waarvan Negri de leider is, wil een in zeker opzicht tegengestelde strategie ontwikkelen. Negri en de mensen die hem volgen, willen voorkomen dat Potere Operaio een zoveelste links-radicale splintergroep wordt en stellen daarom de ontbinding van de beweging voor. De leden moeten opgaan in de lokale groeperingen die sinds de jaren 70 overal in Italië opkomen en de arbeidersautonomie voorstaan. Negri dient zich aan als de theoreticus van deze groepen. Rond dezelfde tijd, vanaf 1974, komen de Rode Brigades in de publiciteit met de ontvoering van Mario Sossi, een magistraat uit GenuaGa naar voetnoot6. Op basis van deze chronologie en van het feit dat ongetwijfeld een aantal ex-militanten van Potere Operaio zich aansloten bij de Rode Brigades, wordt Negri ervan verdacht in 1973 voor een derde keerpunt in zijn leven te hebben gezorgd en een dubbel leven te zijn gaan leiden. En dezelfde verdenking rust op een groot aantal leiders van de beweging voor de arbeidersautonomie. | |
De crisis van de jaren 30 als achtergrondNegri's radicale ideeën over de hedendaagse Italiaanse situatie zijn slechts te begrijpen tegen de achtergrond van de inzichten waartoe hij, als beoefenaar van de arbeiderswetenschap, kwam met betrekking tot de crisis van de jaren 30Ga naar voetnoot7. Keynes is daarbij zijn referentiepunt. Op methodologisch | |
[pagina 144]
| |
vlak speelt Negri Keynes uit tegen een bepaalde theoretische traditie binnen het marxisme, de traditie van het economisme. Het leidende principe waarop deze traditie zich richt, luidt: voor alle veranderingen die zich in de maatschappij voordoen, moet (in laatste instantie) naar de oorzaak gezocht worden op het niveau van de zich ontwikkelende economische werkelijkheid. Keynes daarentegen, de burgerlijke econoom, staart zich niet blind op de economische oorzaken van de crisis van de jaren 30. Juister, hij beseft dat het uiteindelijk gaat om de gevolgen van een strijd tussen de klasse van het kapitaal en de arbeidersklasse. Twaalf jaar na de geslaagde revolutie in 1917 waren de arbeiders, in Europa en in de VS, erin geslaagd, de fronten binnen die strijd zo te verleggen, dat zich op economisch vlak een zware crisis voordeed. Volgens Negri zag Keynes in laatste instantie in het offensief van de arbeidersklasse de oorzaak van de crisis die in 1929 uitbrak. Als argument voor die thesis verwijst Negri naar de strategie die Keynes voorstelt om de crisis te bezweren. De strategie van het kapitaal moet erin bestaan, de arbeidersstrijd te erkennen ten einde hem te kunnen controleren: men moet de arbeidersstrijd laten functioneren als een variabele van het kapitalistisch gebeuren. Dat gebeurt in Keynes' plan-economie. In dienst van de klasse van het kapitaal, beseft Keynes dat het de fronten van de klassenstrijd zijn die in laatste instantie alles in de samenleving bepalen en omdat hij van Marx geleerd heeft dat de materiële bestaansvoorwaarden grote invloed hebben op het bewustzijn, draagt hij het kapitaal een duidelijke taak op. De materiële arbeidsvoorwaarden moeten zodanig georganiseerd worden, dat ze tot een ander arbeidersgedrag leiden. Met dit andere gedrag bedoelt Keynes: een strijdgedrag dat door het kapitaal kan worden gecontroleerd, omdat het ingecalculeerd is als een variabele van de geplande economie. Onder de reorganisatie van de materiële arbeidsvoorwaarden verstaat Keynes een geheel van maatregelen die volgens Negri in het na-oorlogse Italië ten uitvoer werden gelegd: de vervanging van de gekwalificeerde arbeiders door de massa-arbeiders aan de lopende band, de erkenning van het feit dat de arbeidersklasse in het kapitalistisch economisch bestel in hoge mate de functie van de vraag vervult, enz. Wat dit laatste betreft is het nodig om in een situatie van overproduktie, waarin de wet van SayGa naar voetnoot8 met betrekking tot het evenwicht van vraag en aanbod niet meer opgaat, de vraag te stimuleren. Daarom moet de | |
[pagina 145]
| |
arbeidersklasse over hogere inkomsten beschikken. Dat is slechts mogelijk indien een volledige tewerkstelling is verwezenlijkt. Om dat te bereiken moest volgens Keynes via staatsinterventie de rentevoet zo bepaald worden, dat het kapitaal gedwóngen wordt te investeren, zo laag gehouden dat de kapitaalbezitter niet meer kàn rentenieren. Dit alles is nodig geworden omdat het kapitaal zonder staatsinterventie onmogelijk de door Marx beschreven wet van de dalende winstvoet kan tegengaan. Dit economisch gegeven werkt door in al Negri's verdere analyses. Op methodologisch vlak wil Negri, zoals Keynes, de klassenstrijd analyseren als de beslissende factor van het maatschappelijk gebeuren. Keynes werkte op deze wijze in dienst van de klasse van het kapitaal, Negri wil op dezelfde wijze werken in dienst van de arbeidersklasse. Dat neemt niet weg dat Negri ook wat de inhoud van Keynes' analyse betreft, veel van de burgerlijke econoom kan leren. Keynes pleit voor een nieuwe staatsvorm: een staat die economisch intervenieert, die rekening houdt met de arbeidersstrijd en deze incalculeert in het economisch beleid. Dat soort staat heeft ondertussen in de kapitalistische wereld zijn intrede gedaan. Een van de resultaten van de crisis van de jaren 30 is een staat die zich ontworsteld heeft aan de liberale norm van de nachtwakerstaat, die uitsluitend waakt over de vrijheid van de ondernemers. De ‘geld-staat’, die tevens een Plan-Staat is, is meer dan een gewillig instrument in de handen van de economische monopolies, wat de vulgair-marxistische thesis daaromtrent ook mag beweren. De Plan-Staat treedt op als collectief beheerder van het kapitaal. Als zodanig voert hij het politieke commando over de samenleving. In die zin spreekt Negri van ‘de kapitalistische exploitatie en haar ambtgenoot het staatscommando’Ga naar voetnoot9 en laat hij vermoeden dat er een ogenblik kan komen waarop de strategie van de arbeidersstrijd zich eerder op het staatscommando dan op de kapitalistische exploitatie moet richten. Een tweede resultaat van de crisis van de jaren 30 was, dat de arbeidersstrijd zich liet inkapselen door de (aan Keynes' theorie ontleende) strategie van het kapitaal en zo tot een variabele binnen het gebeuren van de kapitalistische economie werd gereduceerd. De Plan-Staat voert een reformistisch beleid. Hij dwingt zijn ambtgenoot, het kapitaal, tot concessies aan de arbeiders op korte termijn; in ruil daarvoor moet de arbeidersklasse zich als partner binnen het systeem gedragen. Op die manier wordt de arbeidersklasse onder controle gehouden. Deze situatie laat vermoeden waar het Negri en zijn arbeiderswetenschap om te doen is: strategieën | |
[pagina 146]
| |
ontwerpen die de arbeidersstrijd weer onafhankelijk maken van de kapitalistische planning en zo ook weer gevaarlijk voor het kapitalisme zelf. | |
Het na-oorlogse Italië: de massa-arbeiderIn de jaren 50 groeide Italië uit tot de zesde Westerse industriemacht. Op de as Milaan-Turijn liggen de industriële groeipolen. Uit het Zuiden stromen goedkope arbeidskrachten toe. De auto-industrie met haar nevensectoren is technologisch hoog ontwikkeld. In het begin van de jaren 60 kent Italië een quasi volledige tewerkstelling en maakt het de indruk van een industrieel volwassen land, dat voor het eerst een oplossing heeft gevonden voor zijn traditionele problemen: de tegenstelling tussen Noord en Zuid, tussen stad en platteland. Negri onderzoekt hoe deze Italiaanse samenleving, die het ideaal van Keynes verregaand heeft verwezenlijkt, op het einde van de jaren 60 in crisis raakt. Zijn aandacht gaat in de eerste plaats naar de nieuwe organische samenstelling van de arbeidersklasse in het na-oorlogse Italië. Hij stelt immers voorop dat als de Plan-Staat nu wankelt, dit in laatste instantie aan de mokerslagen van de arbeidersstrijd is toe te schrijven. Keynes' strategie volgend, wist het kapitaal na de oorlog de macht van de gekwalificeerde, in de vakbonden georganiseerde en door de communistische partij gecontroleerde, arbeiders te breken. De voortschrijdende technologie samen met de subsidies die aan het Zuiden worden toegekend, bewerkstelligen dat de daar vrijgekomen arbeidskrachten in groten getale naar het Noorden trekken, waar ze als arbeiders aan de lopende band hun andere collega's naar de periferie verdringen. Negri spreekt in dit verband over de opkomst van de massa-arbeider. Deze breekt met de traditie waarin de loonstrijd gevoerd werd op grond van professionele bekwaamheid en binnen de kaders van de vakbonden. Hij is ideologisch niet langer getekend door de arbeidersstrijd tegen het fascisme onder leiding van de communisten. Hij is doorgaans niet georganiseerd en vindt zich niet meer vertegenwoordigd door vakbeweging en communistische partij. Zoals Lenin ooit deed, houdt ook Negri in zijn arbeiderswetenschap de kronieken bij van de explosies waarin de nieuwe massa-arbeider af en toe van zijn onvrede en zijn verzet blijk geeft. De jaren 1965/66 beschouwt hij als een kritisch keerpunt: de maatregelen die het kapitaal neemt, hebben veel weg van sancties tegen de arbeidersklasse, en dit op een ogenblik waarop de hoogconjunctuur nog heerst. Drie jaar later doen zich overal in Italië heftige explosies voor, niet alleen studentenrevoltes maar ook arbeidersopstanden. De explosies van '68, die in de ‘hete herfst’ van '69 hun hoogtepunt bereiken in de Fiatfa- | |
[pagina 147]
| |
brieken, laten de reële kracht van de massa-arbeider zien. De Keynesiaanse Plan-Staat blijkt onherroepelijk in crisisGa naar voetnoot10. In zijn voorliefde voor duidelijke dialectische schema's vat Negri de gebeurtenissen aan het einde van de jaren 60 als volgt samen: na een lange periode waarin het kapitaal het initiatief in de strijd had, slaagt de massa-arbeider erin de politieke strijd terug in de fabrieken te brengen. De reactie van het kapitaal zal zijn, de fabriek te ‘verstrooien’ in de samenleving en deze strategie brengt het weer nieuw samengestelde proletariaat van de jaren 70 voort, dat het verzet in de hele samenleving doet oplaaien. De arbeidersexplosies van de jaren '68 en '69 hebben ongetwijfeld zware gevolgen gehad. Ze werden beantwoord met de ‘strategia della tensione’, een eufemisme voor de terreur van rechts. Ze hebben, samen met deze fascistische reactie, de strategie van de PC beïnvloed, die in haar oppositie tegen de centrum-linkse regeringen zich steeds reformistisch had opgesteld en dan ook vervreemd was geraakt van de revolutionaire elementen die zich op het einde van de jaren 60 manifesteerden. Berlinguer formuleert zijn strategie van het ‘historisch compromis’ echter pas in 1973 en daarom is het hier nog niet de aangewezen plaats om in te gaan op Negri's interpretatie daarvan. | |
De maatschappelijke arbeider en zijn strategieGa naar voetnoot11Negri is van oordeel dat het kapitaal, vooral na de loonstakingen bij Fiat in het voorjaar van 1973 en de daarop volgende langdurige fabrieksbezettingen, zich voorneemt om de fabrieken hun centrale functie te ontnemen. Wanneer Negri over het fenomeen van de ‘fabrieksverstrooiing’ spreekt, doelt hij op typisch Italiaanse toestanden die in sommige opzichten aan de beginfase van het kapitalisme doen denken. In de jaren 70 nam b.v. de huisarbeid op grote schaal toe ten koste van de fabrieksarbeid. In andere opzichten vertoont het economisch leven in Italië in die jaren kenmerken van het verst doorgedreven kapitalisme. Een aanzienlijk deel van de voorradige arbeidskracht bestaat uit louter abstracte arbeidskracht: jongeren die er zelfs niet aan denken om op basis van een kwalificatie werk te zoeken. Of een volkomen flexibele arbeidskracht: ze engageren zich kort- | |
[pagina 148]
| |
stondig en onder losse contracten. Geconfronteerd met het quasi onafwendbare karakter van de wet van de dalende winstvoet, tracht het kapitaal in een parallelle economie de meerwaarde te creëren die in de officiële economie onhaalbaar is geworden. Naar schatting komen vijf miljoen Italianen in de loop van de jaren 70 terecht in het zwarte arbeidscircuit. De zgn. restructurering van de Italiaanse industrie veroorzaakt tenslotte een ware ‘sociale desintegratie’ die o.m. tot uiting komt in het onoplosbare woonprobleem in de grote steden en de ontwrichting van de samenlevingsverbanden. Een ander gevolg van de strategie van de ‘verstrooiing van de fabriek’ is dat de vakbonden en politieke leiders hun laatste krediet verspelen en alleen nog voorwerp zijn van spot (zoals Lama, februari 1977, in Rome en Zangheri, september '77, in Bologna), of van terroristische aanslagen. In deze omstandigheden ontstaat een nieuw type van arbeider: de maatschappelijke arbeider. Ofschoon hij als arbeider te boek staat, is hij vaak het grootste deel van zijn nog jonge leven werkeloos geweest. Terwijl de toegang tot de fabriek hem ontzegd wordt, dringt de macht van het geld hem toch arbeid op: onzeker werk, zwart werk, werk waarin hij alleen staat en weerloos, werk dat voor het kapitaal een hoge meerwaarde voortbrengt. De hele beweging van de ‘verstrooiing van de fabriek’ is voor Negri een poging van het kapitaal om de hele samenleving als een fabriek te laten functioneren. De fabriek zaait zich uit in de hele samenleving. Negri heeft hoge verwachtingen van de maatschappelijke arbeider. Deze blijkt immers te leven vanuit een nieuw bewustzijn met nieuwe waarden en behoeften: een bewustzijn dat beantwoordt aan het communistische bewustzijn, zoals Marx dat in de GrundrisseGa naar voetnoot12 heeft geschetst. De maatschappelijke arbeider strijdt niet langer om de politieke staatsmacht over te nemen, hij wil haar zonder meer vernietigen. Hij breekt met de situatie waarin de arbeidersstrijd een gecontroleerde variabele is binnen de kapitalistische produktiewijze: zijn werkweigering laat niet alleen zien dat hij niet langer mee wil spelen, maar hangt ook samen met een gedrag dat de arbeidswaardeleer (de basis van het kapitalisme) verwerpt. Ieder van deze beweringen vraagt om toelichting. De maatschappelijke arbeider is de drager van een revolutionair bewustzijn. Terwijl de klassenstrijd na 1973, volgens Negri, elders in Europa verzwakte, was dat in Italië niet het geval. Alleen in Italië is de arbeiders- | |
[pagina 149]
| |
klasse, gekenmerkt door het type van de maatschappelijke arbeid, een reële tegenmacht gaan vormen. Verstrooid in de hele samenleving, voert de maatschappelijke arbeider een strijd die niet alleen economisch, maar algemeen maatschappelijk is georiënteerd. Hij bestrijdt alle vormen van hiërarchische controle over de samenleving. Hij staat b.v. vooraan in de strijd voor de liberalisering van echtscheiding en abortus. Op economisch vlak bestrijdt hij het beginsel zelf, dat economische produktiviteit en winst zouden beslissen welke bestaansmogelijkheden eenieder toekomen. Zijn financiële eisen zijn niet langer gekoppeld aan een vorm van medeverantwoordelijkheid voor de produktiviteit. Hij staat op het standpunt dat hij zich de voorradige rijkdom onmiddellijk moet toeëigenen: hij kraakt woningen, bezet fabrieken, bepaalt zelf hoeveel hij wil uitgeven voor de dienstverleningen waarvan hij gebruik maakt. Dit hele gedrag typeert het verlangen naar arbeidersautonomie. De maatschappelijke arbeider leeft vanuit het bewustzijn dat hij zich slechts autonoom kan gedragen als hij alle vormen van de kapitalistische samenleving achter zich laat, zich organiseert als partij tegen de arbeid, maar zich ondertussen wel de bestaande rijkdom onmiddellijk toeëigent. Deze vorm van strijd, die Negri als theoreticus interpreteert, om dan samen met zijn interpretatie op te roepen tot verder revolutionair communistisch gedrag, is de strijd van het hedendaagse proletariaat tegen de hele maatschappij: tegen de staat, niet alleen voor zoverre hij de geldmacht beheert, maar ook voor zoverre hij een rechtsorde handhaaft die de kapitalistische produktieverhoudingen in stand houdt. Tegen de overheersing door het systeem roept Negri op tot sabotage van het systeemGa naar voetnoot13. Hij weet dat de staatsmacht reageert op alles waarin ze een inbreuk op de bestaande rechtsorde bespeurt. Omdat hij deze rechtsorde niet als de zijne erkent, noemt hij de pogingen van de staat om de rechtsorde desnoods met geweld te doen respecteren, een vorm van despotisme. Hij heeft zich dan ook lyrisch uitgelaten over het onvermijdelijke geweld waarmee de maatschappelijke arbeider zich moet wapenen om zijn autonomie te verdedigen. | |
Om mee te besluiten1. Een eerste constatering is, dat Negri in zijn denken in een zekere zin niet verder gaat dan Marx zelf, die in 1857-58 pleitte voor een opheffing | |
[pagina 150]
| |
van het kapitalisme die onmiddellijk identiek zou zijn aan de vestiging van het communisme. Volgens Marx moest dit gebeuren door de onmiddellijke toeëigening van de bestaande rijkdom door het proletariaat. Aangezien de rijkdom ‘zonder meer’ van de arbeiders werd gestolen (alleen hun arbeidskracht is bron van rijkdom), moeten zij zich deze rijkdom ‘zonder meer’, zonder rekening te houden met de rechtsorde, toeëigenen. Ook bij Marx gaat dit gepaard met de weigering van de arbeid als basis van de rijkdom en met de afwijzing van de arbeidstijd als de maat van de ruilwaarde van de dingen. Marx begreep reeds dat het kapitalisme alleen dan kan worden opgeheven als deze weigering algemeen wordt (het ‘reëel bestaande’ socialisme heeft ons ondertussen geleerd dat het zich anders alleen maar transformeert). De basis van de rijkdom is voor Marx de ‘vrije tijd’ en op grond daarvan de ‘vrije ontwikkeling van de individuen’Ga naar voetnoot14. Dit is mogelijk gemaakt door het kapitalisme zelf. Het kapitalisme heeft wetenschap en technologie zo ontwikkeld, dat de machines thans in staat zijn om in principe het werk van de mensen over te nemen; de mensen moeten er alleen nog voor zorgen dat de machines naar behoren werken. 2. Negri gaat niet verder dan Marx, maar hij concretiseert Marx' project. Hij neemt in zijn theorie de constatering op, dat de macht die de laatkapitalistische samenleving beheert, zich op haar rechtsorde beroept om haar repressieve staatsorganen in het veld te brengen tegen de maatschappelijke arbeider die zich gedraagt volgens zijn communistisch bewustzijn. Daaraan koppelt Negri het strategisch inzicht dat het revolutionaire proletariaat, als het wil slagen, zich moet wapenen. In die zin gaat Negri wel verder dan Marx: hij expliciteert wat Marx in zijn theorie over opheffing van het kapitalisme onuitgesproken laat. Tenslotte actualiseert Negri het inzicht van Marx: hij ziet in de maatschappelijke arbeider van de jaren 70 in Italië het revolutionaire proletariaat dat de communistische droom van Marx verwezenlijkt. 3. Is Negri dan zo'n fantast, dat hij in de kleine minderheid die in Italië links van de PC staat, juister nog: in de fractie van die minderheid die niet de strategie van de Rode Brigades volgtGa naar voetnoot15, het revolutionair subject van de | |
[pagina 151]
| |
verdere geschiedenis zoekt? Het antwoord op deze vraag ligt besloten in een derde constatering. De grote meerderheid van de Italianen die onder een of andere vorm voor het ‘historisch compromis’ kiest, laat zich in deze keuze leiden door de angst dat Negri wel eens gelijk kon krijgen. Het idee van een ‘historisch compromis’ tussen christendemocraten en communisten werd oorspronkelijk naar voren gebracht om een dam op te werpen tegen het rechtse fascisme. In de praktijk heeft het volgens Negri een bewind in het leven geroepen dat de laatkapitalistische samenleving in bescherming neemt tegen de arbeidersautonomieGa naar voetnoot16. Op straffe van zware onrechtvaardigheid t.a.v. Berlinguer moet herinnerd worden aan het feit dat de val van Allende in 1973 minstens de aanleiding was voor Berlinguers strategie van het historisch compromis. Ook Berlinguer had gekozen voor een geweldloze overgang naar een marxistische samenleving, met respect voor de bestaande rechtsorde. Maar in het geval van een machtsovername door de PC zou het kapitaal, zoals in Chili, wel eens een fascistische dictatuur kunnen vestigen (de bekende uitzonderingsvorm van de kapitalistische staatsmacht in crisistijden). Om dit te voorkomen nodigde hij alle democraten uit om front te vormen. Beïnvloed door Gramsci, achtte hij het nodig om te kunnen rekenen op een sterke consensus ter verdediging van de bestaande rechtsorde. Eerst moest de hegemonie van de democratische krachten gevestigd worden. Begrijpelijkerwijze werkt dit front ook tegen de beweging waarvan Negri de theoreticus is.
Negri zit wel degelijk in de gevangenis vanwege zijn radicale ideeën met dien verstande dat het om ideeën gaat die weerklank hebben gevonden in een gevreesde beweging, de beweging van de arbeidersautonomie. Bij dit besluit ga ik uit van de voorstelling dat men zijn betrokkenheid met de Rode Brigades (tot nog toe) niet heeft bewezenGa naar voetnoot17. |
|