11
De rechtveerdige sal sich verblijden in den HEERE, ende op hem betrouwen: ende alle 16 oprechte van herten sullen sich beroemen.
|
-
1
- Siet Psalm 4. op vers 1.
-
2
- D. terwijlen ick klage, ofte, aendachtelick bidde ende kerme.
-
3
- D. dien de vyant met sijn vervolgen my aendoet.
-
4
- Ofte, geraes, rumoerigh rotten. Siet van het Hebreeusch woort Psalm 2. op vers 1.
-
5
- Hebr. treden, D. spannen, gelijck men den voetboge treedt, als men dien wil spannen, ende pijlen daer op leggen: alsoo boven 58.8, etc. Ofte, sy hebben gespannen: een bitter woort is hare pijle.
-
6
- D. onvoorsiens: alsoo vers 8.
-
7
- Schroomen ofte ontsien noch Godt noch menschen.
-
8
- Hebr. schalckheden, ofte, onrechtveerdige, slimme, verkeerde trecken, D. sy practiseeren met allen vlijt ende scherpsinnigheyt allerleije boose vonden, om haer godtloos voornemen onder eenen schijn uyt te voeren.
-
9
- Hebr. sy voltrecken eene doorsochte doorsoeckinge, ofte, een ondersoeck dat te ondersoecken is. Vergel. Psalm 137. op vers 8. alles (wil hy seggen) doorsnuffelen, beproeven, ende ondervinden sy, of het dus of soo best soude mogen gelucken. Anders, wy worden verteert [door hare] doorsochte doorsoeckinge, (Dat is, arghlistige practijcken) soo diep is het binnenste eens mans, ende het herte.
-
10
- Hy spreeckt, door den prophetischen Geest, van het toekomende, als of het al geschiet ende voor oogen ware.
-
11
- Daer mede sy soo grouwelick ende bitterlick, tegen Godt, my, ende alle vrome gesondight hebben: Dat is, hare eygene woorden sullense vangen ende verstricken, ja sy sullen haer selven onder malkanderen met hare lasterlicke tongen verdriet aendoen, ende tot eenen val brengen.
-
12
- Hebr. sal hem, Dat is, eenen yegelicken van hen, haer al te mael.
-
13
- And. sy sullen omdoolen, een yeder sal op hen sien, ofte, aen hen sien, T.w. Godts rechtveerdigh oordeel, als Psalm 59.11, etc.
-
14
- Die hen te voren was toegedaen, sal dan met hen niet meer te doen willen hebben. Hebr. sullen wech swerven, ofte, wech vluchten, in’t getal van velen, alsoo in’t volgende vers.
-
15
- Dat is, vele, allerley stants-persoonen. Hebr. alle, ofte, een yeder mensch, sullen vreesen.
-
16
- Hebr. rechte, ofte, richtige van herten. Siet Psalm 7. op vers 11.
|