Jacob de Scuetelare, † 1367
Wanneer deze proost van de Lieve Vrouwekerk, in 1345 deken van St.-Donaas met in 1349 nog een licentia eundi ad scolas - logischerwijze een studie in de Rechten (KA 1345-1369, fol. 1, 47v), en nieuwbouwer van de St.-Donaasschool, uitgevend op de Malleberg, 1345 (hij is dan al vervangen door Janne van Hertsberghe in O.-L.-Vrouw) - sterft in 1367, woonde hij sinds maart 1347 in een huis van het kapittel in de Hoogstraat met naast zich de barbitonsorius Johannes Tasset en echtgenote Margaritha, à 26£ per jaar (fol. 20). Hij huurde ook à 14£ een manoir op St.-Michiels (fol. 21).
Precies Janne van Hertsberghe, doctor in legibus, voorheen deken van Harelbeke, raadde Jacobs broer en zus, Pieteren en joncvrouwe Claren, een contract te tekenen om daarmee de natuurlijke kinderen van de kanunnik te protegeren (fol. 190v), 20 oktober 1367:
‘Uten zegghene van den heere Janne van Hertsberghe... hebben gheconsenteerd... dat Claikiin ende Hannekiin de Scotelare, filii Jacops Scotelaers... hebben zullen ende behouden VII lb. Gr. torn tsiaers te harer beeden live ghedurende, zo welc van hemlieden lanxt leven zal, deen heelft binnen xiiij nachten naer medewinter naest commende, ende dander heelft binnen xiiij nachte naer tsinxenen daernaest volghende, ende also voort in elc jaer te betaelne ten vorseiden terminen, ten lanxsten live van Claikine ende Hannekine vorseid...’. Dit alles bezet ‘up de husinghen voor de posterne, daer de sceedemaker inne woont, met al datter toe behoort, ende up de husinghe daer meester Jan de Surgien up de hooftbrugghe inne woont, met al datter toe behoort... De vorseide Claikin ende Hannekin mogen dese vorseide husinghe calengieren (opeisen) alse haer proper goed, tote zij vernoucht waren’.
Heel zonderling, blijkbaar vanwege een tweede vrouw, volgt hierop een tweede charter, waarbij Jacop de Scuetelare ‘fs. Jacops vorseidse, naturlike zone, hebben zal ende behouden, ziin lijf ghedurende, V lib. Gr. torn. Tsiaers, deen helft binnen xiiij nachten naer sente martinsdach naest commende, dander heelft binnen xiiij nachten naer meijedach daer naest volghende; bezet op L, XX en V gemet lands in Huutkerke en Laepscuere. Buiten echtelijke kinderen, te betalen met inkomsten van de Donaaskerk, voor een voormalig proost van de Lieve-Vrouwekerk. Bovendien wordt drie jaar eerder de studens in decretis Johannes Scotelare, kapelaan in Dudzele, op 19 februari 1364 canonicus subdiaconus, admissus ad secreta capituli (fol. 157), om te sterven 15 mei 1368 (fol. 192). In 1367 nog ging hij op bedevaart naar Thomas van Canterbury. Of hij een verwant was, of Marie en Margarita zijn dochters waren, en of Jacob en