Woorden in de wind
Onder deze titel verschenen, naar aanleiding van het ere-directeur worden van G. Gyselen bij de Dienst Cultuur, dertig teksten (op de zowat 180) van toespraken in ‘bijna evenveel jaar gehouden’. De keuze van de teksten zelf is geheel de zaak van G. Gyselen gebleven terwijl de uitgave besluit met een volledige bibliografie, samengesteld door M. Berteloot. Het is duidelijk dat Biekorf hierop moet reageren. Het is even duidelijk dat uit deze teksten een Gaby Gyselen naar voorkomt in al zijn rechtlijnigheid in leer en logica, in een heldere stijl, die steeds wat gezegd is opnieuw nuanceert: niet om het harde weg te nemen, alleen om het exacter te stellen, zonder kans op fout verstaan. Wat hij zegt (schrijft nu) is steeds herkenbare leerzaamheid, een pleidooi voor de eigen geboortegrond, om het herinneren mogelijk te maken, waaruit het zelfherkennen ontstaat.
Heel dagelijkse beelden breken telkens doorheen de vloeiende stijl die steeds aandacht heeft voor het feit dat het gesproken woord beter wordt gevolgd als men vertrekt van herkenbaar-werkelijke fenomenen. Telkens opnieuw gaat hij vóór in het verkennen van vakliteratuur die, hoe multidisciplinair ook, in hem de ideale vóór-spreker heeft gevonden. Zijn spreken is aandacht vragen voor de literator, de schilder, de roman, niet voor de uiterlijkheden van de eigen roem. Tenzij om met hem zijn biliotheek te delen, even goed oude als hedendaagse auteurs en commentatoren. Die hij dan op een evidente manier in zijn waarheid, eigenheid schikt tot getuigen van de eigen tijd. Zonder franje. Zonder de stem te verheffen, zoals zijn toespraken ook altijd zijn geweest: het onderwerp duidelijk omschrijven, toelichten waar duidelijkheid nodig is, stelling nemen binnen een brede Westvlaamse en humanistische traditie, in een woordengeheel dat alle lussen samenbrengt tot de duidelijke strik van kunst kennen en kunst minnen.
A. Dewitte.
G. Gyselen, Woorden in de Wind, Provincie West-Vlaanderen 1989, 203 blz.