SWYNPLAETSE. - Open ruimte bij de varkenskoten op een boerderij. - Het bedrijf (binnen de stadsmuren) van het St. Janshospitaal te Brugge omvat in 1402 een beluik voor de varkens, genaamd de ‘swynplaetse’ Dit blijkt uit de volgende rekeningpost: ‘Item van calsiedenen bi Jan de Vos an onse swynplaetse in taswerke, 12 Ib.’ (SJH. Rek. 1402, f. 63v. In hetzelfde jaar 1402 wordt timmerwerk uitgevoerd ‘ande swinecoten ende ande swinepoorte’, d.i. de poort die toegang gaf tot het varkensbeluik. De dienst van dit beluik werd verzekerd door een ‘zwineman’ die iets meer was dan een zwijnenhoeder: hij is een volwaardig lid van het personeel, bezoldigd op gelijke voet met de kok en de keukenmeid van het gesticht. (Biekorf 1969, 311). - Zwyncot, zwynecot (mv. cote, toten, cotene) is de gebruikelijke term in het Vrije van Brugge; in Gent komt wel (o.m. in 1445) varkinscot voor.
TAPCANNE. - Tinnegoed. Kan ter grootte van een vierendeel; syn. met tapvierendeel, waarover uitvoerig in Biekorf 1970, 126. - In de keuken van het sterfhuis van Jooris Bogaert op het Zuidproossche te Brugge, worden op 6 okt. 1499 bevonden: ‘vyf plattelen,... 6 tapcannen, 1 com, 4 saussieren...’ (RAB. Proosdij nr. 1294, f. 124). - Ndl. tapkan heeft heden geen bepaalde inhoudsmaat meer. Op te merken dat de tapcanne het vierde inhield van een canne (= twee stopen).
WISSE. - Door twijgen samengebonden hoeveelheid brandhout. - In 1447 werd, bij de jaarlijkse verpachting der accijnzen, voor de wethouders van Aalst de gebruikelijke maaltijd opgediend. De rekening van dit feestelijk eten vermeldt o.m. het verbruikte brandhout: ‘Item van vyf wissen houts, de spijse mede te bereedene ende t' roost mede te bradene, te 8 sch. de wisse, comt 40 sch.’ (ARB. Rekening stad Aalst 1447). Het ‘roost’ (gebraad) van die maaltijd bestond uit een zware os, twee grote en twee kleinere varkens. - Wisse-houts bij Kiliaan (1599). Een wisse was een maat ‘wishout’, d l. gekloven brandhout van boomstammen. Stallaert I 621 (s.v. hout) vindt wishout vermeld in twee Brabantse toltarieven (Rumpst, 15e eeuw , Antwerpen 1550) Zie ook Goossenaerts, Taal landbouwbedrijf p. 880, s.v. wishout.
RENNE. - Getimmerd hok of kooi voor het mesten van kippen (kapoenen): fr. cage à chapons. - De baljuw van Oudenaarde noteert in 1385 onder het aangeslagen huisraad van Jan Bouchoud: ‘une viellie renne pour tenir cappons’. (Baljuwrek. Froissart, ed. de Pauw 447). De baljuw heeft het woord renne uit de volkstaal onvertaald in zijn franse redaktie opgenomen. - Verdam III 477 heeft de samenstelling hoenrerenne (kippenren) uit een Antwerpse inventaris van ca. 1500, terwijl onder rinne (VI 1437) alleen verwijzingen naar Plantijn en Kiliaan zijn opgegeven. - Vgl. eng. chicken-run, poultry-run. - Over de ndl. samenstelling met renne, zie de mededeling van W.P. Dezutter in Biekorf 1973, 359-361, en vgl. WNT XII-3, 2245.
STOFFACIE. - Uitzet van een meisje dat in een klooster geprofest wordt. - De volgende tekst uit de rekening 1543 (f. 329v) van het Sioenklooster te Kortrijk sluit aan bij deze van 1542 (medegedeeld in Biekorf 1961, 287): ‘Ontfaen van Salmon Campenare over de vulle reste vander stoffacie ende brulocht van synder dochter sustere Jakemyne, 11 Ib. gr.’ - De onkosten van uitzet en professiefeest, bedragende 22 pond, werden hier in twee ‘jaarscharen’ betaald.
DEVELINGHE - De havenstad Dublin in lerland. Willem Goossin, een poorter van Sluis, werd in 1378 overvallen door zeerovers uit Bristol en Falmouth nadat hij de haven van ‘Develinghe in Hirlande’ was uitgevaren (Degryse, Vlaamse westvaart p 222)
A.V.