In het station stonden reeds honderden arbeiders te wachten op hun kameraden die langzamerhand met verschillende werkliedentreinen binnenliepen. Luidruchtig stapten ze uit en dromden nog wat slaperig naar de trein voor Roubaix die op hen wachtte. Weldra zaten we daar lijk haringen samengeperst. Mjin reisgezellen trachtten zich op hun gemak te zetten om, na hun korte nachtrust, nog wat te sluimeren. Ik zelf wreef mijn ogen om wakker te blijven, ik stond voor een vermoeiende reis.
Het was maandag, en daardoor reden meer arbeiders dan anders over de grens. Sommige reizen dagelijks weg en weer, doch de meesten trekken ieder maandag naar hun werkplaats om de zaterdagavond naar huis terug te keren.
De ene trein na de andere vertrok dan op die maandagmorgen uit de riante vlakte van Westvlaanderen naar het Vlaamse textieldistrikt van Frankrijk met zijn relatief hoge lonen en zijn republikeinse geest.
De Belgen overspoelen wekelijks dit Noordfranse industriegebied. In de drie departementen Pas-de-Calais, Nord en Ardennes leven ongeveer 400.000 Belgen, in meerderheid Vlamingen. Bovendien vinden hier nog duizenden Belgen hun bestaan die zich gevestigd hebben langs de spoorlijn, op de noordelijke belgische kant van de vuile kleine grensbeek.
Alleen al in de twee zustersteden Roubaix en Tourcoing, de twee metropolen van de Franse wolindustrie, die samen ongeveer 200.000 inwoners tellen, wonen 75.000 Belgen. Maar 15.000 man komen bovendien dagelijks of wekelijks over de grens om hier te werken.
De kontrole in het grensstation verliep voor mij zonder last, de arbeiders echter werden strikt onderzocht, daar ze zeer gesteld zijn op smokkel als bijverdienste. De hoge protektionistische tarieven van Frankrijk zijn uiteraard een uitnodiging voor de sluikhandel uit België, dat na Engeland en Holland in Europa de laagste toltarieven heeft.
Als we de grens, waar de Belgische en Franse huizen dicht bij elkaar staan, achter ons hadden, was er nauwelijks iets dat erop wees dat we in een ander land waren aangekomen. De Franse arbeiders die hier, in kiel en panebroek, instapten waren van hetzelfde forse, roodwangige germaanse ras als mijn Belgische reisgenoten. Maar rijker was het land waar we nu voorbijkwamen. Het Franse akkerland scheen me beter verzorgd: het Département Nord is de suikerbietenstreek van