Nieuwe gedichtjes op de vertellingen van Moeder de Gans Jan Schenkman GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 1088 D 81   ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Nieuwe gedichtjes op de vertellingen van Moeder de Gans van Jan Schenkman uit circa 1851.   REDACTIONELE INGREPEN Het origineel is niet voorzien van een paginanummering. Deze is door de dbnl toegevoegd.   Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 2 en 20) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.   [pagina ongenummerd (p. 1)] Nieuwe gedichtjes op de vertellingen van Moeder de Gans, door J. Schenkman.   Met Plaatjes.   Amsterdam, G. Theod. Bom.   2005 dbnl   sche039nieu01_01 Jan Schenkman, Nieuwe gedichtjes op de vertellingen van Moeder de Gans. G. Theod. Bom, Amsterdam z.j. [ca. 1851]   DBNL-TEI 1 2005-06-08 IH colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Jan Schenkman, Nieuwe gedichtjes op de vertellingen van Moeder de Gans. G. Theod. Bom, Amsterdam z.j. [ca. 1851] Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} [Hier hebt gij een boekje] Hier hebt gij een boekje Gewis naar uw zin, Met aardige prentjes En versjes er in, Leert 't spoedig van buiten En leest dan weldra, In Moeder de Gans Al de Sprookjes eens na. {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} Luistervinken deugen niet. Foei, Klein Duimpje! 't is niet aardig, Dat ge stil uw bed verlaat, Om te luistren, wat uw vader Hier bij 't vuur met moeder praat; Zoo zij 't een van beiden wisten, Wachtte u zeker zware straf, Want met knaapjes zoo nieuwsgierig, Loopt het meestal zeer slecht af; Kijk, ge moest u waarlijk schamen En zijt waardig dat men 't ziet; Want mijn pa-tje zeî nog gistren: ‘Luistervinken deugen niet!’ {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} Het onbedachtzame meisje. Ach, Roodkapje! zet uw boter En uw wafeltjes maar neêr, Grootmoê zal ze niet meer eten; Want uw grootmoê leeft niet meer. Zie, de wolf die haar verscheurde, Wacht u thans reeds in haar bed, Ach, wat heeft hij groote tanden! Niemand die uw leven redt. Waarom 't hem ook juist te zeggen, Meisje! waar ge heen moest gaan; Wolven kan men niet vertrouwen; Foei, 't was dwaas van u gedaan. {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Voorzigtigheid is het beste. Prinsessen, die een vrouw ophijschen En dat wel in een' mand, Zag ik nog nimmer op een prentje, 't Gaat boven mijn verstand; 'k Zal daarom ras aan Pa gaan vragen, Wat of dit wel beduidt; Want, o, die vrouw - ik word er bang voor - Wat ziet ze er grimmig uit! Moest ik haar op den toren trekken, O, dan begrijpt ge ligt, Liet ik terstond de mand weêr zakken, En sloot het venster digt. {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Het spinnewiel. 'k Wil het spinnen nimmer leeren, 'k Mogt mij eens aan 't wiel bezeeren, Als de jeugdige prinses, Die, zoodra het wiel haar raakte, In geen honderd jaar ontwaakte, Door de magt der tooveres. Zulk een slaap zou mij niet lijken; 't Is geen kleinigheid, o neen! Honderd jaren achtereen Slapen, zonder op te kijken; 'k Spring veel liever vlug uit 't bed; 't Lange slapen geeft geen pret. {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} De slimme kat. Ziet ge daar die kat wel staan, Met twee hooge laarzen aan? Stout dorst zij haar meester raden, In dit water zich te baden, Als de koning herwaarts rijdt, En o, zie, hoe zij zich kwijt.   ‘Helpt,’ zoo roept ze, ‘helpt toch ras Den Markies van Carabas, Zorgt dat hij naar huis kan keeren,’ ‘Brengt hem spoedig nieuwe kleêren! Neen, gewis - een slimmer beest Is er zeker nooit geweest. {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} Een nedrig kind ziet zich bemind. Ziet, hoe net het glazen muiltje Past aan Asschepoetsters voet; 't Scheelt geen duimpje, ja geen haartje, Zoo als elk erkennen moet. O, nu zal ze ras prinses zijn! Kijk, dat maakt me waarlijk blij; Want geen meisje vindt men ergens Dat zoo nedrig is als zij. 'k Wensch thans aan haar trotsche zusters, (Want die zijn het dubbel waard,) Voortaan Asschepoetsters plaats toe In het hoekje van den haard. {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} De nieuwsgierige. Toen Blaauwbaard eens op reis zou gaan, Bood hij zijn vrouw de sleutels aan, Maar voegde er tevens bij: ‘Ga in de kleine kamer niet, Waarvan 'k u ook den sleutel bied, In de andre staat 't u vrij!’ Maar ach! de vrouw verbrak haar woord En 't kwam haar duur te staan; Want, zoo als later werd gehoord, Is 't haar zeer slecht gegaan; Maar waar of wanneer 't is geschied, Dat lezen we in het sprookje niet, {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} Beleefd en dienstvaardig is nuttig en aardig. ‘Ach! 'k ben zoo vermoeid van mijn reisje,’ Zoo sprak eens een oude boerin, ‘Dus laat mij eens drinken, lief meisje! Opdat ik mijn krachten herwinn'!’ En Lize, bevallig en aardig, Die juist naar den put was gegaan, Bood vrolijk, beleefd en dienstvaardig, Ras d'oude haar waterkruik aan. ‘Daarvoor zal ik rijk u bedeelen!’ Riep eensklaps de grijze boerin; En 't meisje spoog voortaan juweelen; De vrouw was een toovergodin.